Kleinkrijgen (to abase) conjugation

Dutch

Conjugation of kleinkrijgen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
krijg klein
I abase
krijgt klein
you abase
krijgt klein
he/she/it abases
krijgen klein
we abase
krijgen klein
you all abase
krijgen klein
they abase
Present perfect tense
heb kleingekregen
I have abased
hebt kleingekregen
you have abased
heeft kleingekregen
he/she/it has abased
hebben kleingekregen
we have abased
hebben kleingekregen
you all have abased
hebben kleingekregen
they have abased
Past tense
kreeg klein
I abased
kreeg klein
you abased
kreeg klein
he/she/it abased
kregen klein
we abased
kregen klein
you all abased
kregen klein
they abased
Future tense
zal kleinkrijgen
I will abase
zult kleinkrijgen
you will abase
zal kleinkrijgen
he/she/it will abase
zullen kleinkrijgen
we will abase
zullen kleinkrijgen
you all will abase
zullen kleinkrijgen
they will abase
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kleinkrijgen
I would abase
zou kleinkrijgen
you would abase
zou kleinkrijgen
he/she/it would abase
zouden kleinkrijgen
we would abase
zouden kleinkrijgen
you all would abase
zouden kleinkrijgen
they would abase
Subjunctive mood
krijge klein
I abase
krijge klein
you abase
krijge klein
he/she/it abase
krijge klein
we abase
krijge klein
you all abase
krijge klein
they abase
Past perfect tense
had kleingekregen
I had abased
had kleingekregen
you had abased
had kleingekregen
he/she/it had abased
hadden kleingekregen
we had abased
hadden kleingekregen
you all had abased
hadden kleingekregen
they had abased
Future perf.
zal kleingekregen hebben
I will have abased
zal kleingekregen hebben
you will have abased
zal kleingekregen hebben
he/she/it will have abased
zullen kleingekregen hebben
we will have abased
zullen kleingekregen hebben
you all will have abased
zullen kleingekregen hebben
they will have abased
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou kleingekregen hebben
I would have abased
zou kleingekregen hebben
you would have abased
zou kleingekregen hebben
he/she/it would have abased
zouden kleingekregen hebben
we would have abased
zouden kleingekregen hebben
you all would have abased
zouden kleingekregen hebben
they would have abased
Present bijzin tense
kleinkrijg
I abase
kleinkrijgt
you abase
kleinkrijgt
he/she/it abases
kleinkrijgen
we abase
kleinkrijgen
you all abase
kleinkrijgen
they abase
Past bijzin tense
kleinkreeg
I abased
kleinkreeg
you abased
kleinkreeg
he/she/it abased
kleinkregen
we abased
kleinkregen
you all abased
kleinkregen
they abased
Future bijzin tense
zal kleinkrijgen
I will abase
zult kleinkrijgen
you will abase
zal kleinkrijgen
he/she/it will abase
zullen kleinkrijgen
we will abase
zullen kleinkrijgen
you all will abase
zullen kleinkrijgen
they will abase
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou kleinkrijgen
I would abase
zou kleinkrijgen
you would abase
zou kleinkrijgen
he/she/it would abase
zouden kleinkrijgen
we would abase
zouden kleinkrijgen
you all would abase
zouden kleinkrijgen
they would abase
Subjunctive bijzin mood
kleinkrijge
I abase
kleinkrijge
you abase
kleinkrijge
he/she/it abase
kleinkrijge
we abase
kleinkrijge
you all abase
kleinkrijge
they abase
Du
Ihr
Imperative mood
krijg klein
abase
krijgt klein
abase

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

kennisnemen
take note
klappen
clap
klapperen
chatter
klappertanden
chatter teeth
kleien
do
kleineren
belittle
kleinmaken
make smaller
klonten
do
klooien
monkey about
kluisteren
fetter

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'abase':

None found.
Learning languages?