Kenschetsen (to qualify) conjugation

Dutch

Conjugation of kenschetsen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kenschets
I qualify
kenschetst
you qualify
kenschetst
he/she/it qualifies
kenschetsen
we qualify
kenschetsen
you all qualify
kenschetsen
they qualify
Present perfect tense
heb gekenschetst
I have qualified
hebt gekenschetst
you have qualified
heeft gekenschetst
he/she/it has qualified
hebben gekenschetst
we have qualified
hebben gekenschetst
you all have qualified
hebben gekenschetst
they have qualified
Past tense
kenschetste
I qualified
kenschetste
you qualified
kenschetste
he/she/it qualified
kenschetsten
we qualified
kenschetsten
you all qualified
kenschetsten
they qualified
Future tense
zal kenschetsen
I will qualify
zult kenschetsen
you will qualify
zal kenschetsen
he/she/it will qualify
zullen kenschetsen
we will qualify
zullen kenschetsen
you all will qualify
zullen kenschetsen
they will qualify
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kenschetsen
I would qualify
zou kenschetsen
you would qualify
zou kenschetsen
he/she/it would qualify
zouden kenschetsen
we would qualify
zouden kenschetsen
you all would qualify
zouden kenschetsen
they would qualify
Subjunctive mood
kenschetse
I qualify
kenschetse
you qualify
kenschetse
he/she/it qualify
kenschetse
we qualify
kenschetse
you all qualify
kenschetse
they qualify
Past perfect tense
had gekenschetst
I had qualified
had gekenschetst
you had qualified
had gekenschetst
he/she/it had qualified
hadden gekenschetst
we had qualified
hadden gekenschetst
you all had qualified
hadden gekenschetst
they had qualified
Future perf.
zal gekenschetst hebben
I will have qualified
zal gekenschetst hebben
you will have qualified
zal gekenschetst hebben
he/she/it will have qualified
zullen gekenschetst hebben
we will have qualified
zullen gekenschetst hebben
you all will have qualified
zullen gekenschetst hebben
they will have qualified
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekenschetst hebben
I would have qualified
zou gekenschetst hebben
you would have qualified
zou gekenschetst hebben
he/she/it would have qualified
zouden gekenschetst hebben
we would have qualified
zouden gekenschetst hebben
you all would have qualified
zouden gekenschetst hebben
they would have qualified
Du
Ihr
Imperative mood
kenschets
qualify
kenschetst
qualify

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

kaken
cackle
kalibreren
caulk
kamenieren
do
kapitaliseren
capitalize
karikaturiseren
caricature
kasjeren
do
keilderen
do
kennisnemen
take note
kentekenen
do
kieren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'qualify':

None found.
Learning languages?