Kastijden (to chastise) conjugation

Dutch
10 examples

Conjugation of kastijden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kastijd
I chastise
kastijdt
you chastise
kastijdt
he/she/it chastises
kastijden
we chastise
kastijden
you all chastise
kastijden
they chastise
Present perfect tense
heb gekastijd
I have chastised
hebt gekastijd
you have chastised
heeft gekastijd
he/she/it has chastised
hebben gekastijd
we have chastised
hebben gekastijd
you all have chastised
hebben gekastijd
they have chastised
Past tense
kastijdde
I chastised
kastijdde
you chastised
kastijdde
he/she/it chastised
kastijdden
we chastised
kastijdden
you all chastised
kastijdden
they chastised
Future tense
zal kastijden
I will chastise
zult kastijden
you will chastise
zal kastijden
he/she/it will chastise
zullen kastijden
we will chastise
zullen kastijden
you all will chastise
zullen kastijden
they will chastise
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kastijden
I would chastise
zou kastijden
you would chastise
zou kastijden
he/she/it would chastise
zouden kastijden
we would chastise
zouden kastijden
you all would chastise
zouden kastijden
they would chastise
Subjunctive mood
kastijde
I chastise
kastijde
you chastise
kastijde
he/she/it chastise
kastijde
we chastise
kastijde
you all chastise
kastijde
they chastise
Past perfect tense
had gekastijd
I had chastised
had gekastijd
you had chastised
had gekastijd
he/she/it had chastised
hadden gekastijd
we had chastised
hadden gekastijd
you all had chastised
hadden gekastijd
they had chastised
Future perf.
zal gekastijd hebben
I will have chastised
zal gekastijd hebben
you will have chastised
zal gekastijd hebben
he/she/it will have chastised
zullen gekastijd hebben
we will have chastised
zullen gekastijd hebben
you all will have chastised
zullen gekastijd hebben
they will have chastised
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekastijd hebben
I would have chastised
zou gekastijd hebben
you would have chastised
zou gekastijd hebben
he/she/it would have chastised
zouden gekastijd hebben
we would have chastised
zouden gekastijd hebben
you all would have chastised
zouden gekastijd hebben
they would have chastised
Du
Ihr
Imperative mood
kastijd
chastise
kastijdt
chastise

Examples of kastijden

Example in DutchTranslation in English
- Betekent kastijden wat ik denk ?Do chastise mean what l think it do?
..tot uw wettige vrouw, in voor- en tegenspoed. Zult u haar liefhebben en kastijden en doodslaan... ..tot de dood u scheidt?...to be your lawful wedded wife, to have and to hold, to cherish and to delight, to chastise and to beat until death until death do you part.
Als jullie verzuimen dit bevel op te volgen dan zal ik jullie kastijden tot aan de dood.Should you fail to abide by this order, l shall chastise you even unto death.
Daarom zal het hof hem geselen en kastijden.So this court will therefore scourge and chastise Him.
God zei dat ik haar moest kastijden.The Lord gave me that woman to chastise her.
Ik kastijd m'n lichaam.I chastise my body.
En als Bill je kastijdt, vergeet je dat je volwassen bent.And when Bill Cosby chastises you, you forget you grown.
En u zit naast deze pretendent en kastijdt me.And you sit beside this pretender and chastise me.
Het kastijdt mijn lichaam en brengt het in onderwerping.I chastise my body and bring it into subjection.
Ik had hem nooit ontmoet, maar een jaar geleden belde hij mij... en kastijdde mij per telefoon omdat ik vies was op het toneel.Never met the man before, but he called me up about a year ago and chastised me on the phone for being too dirty on-stage.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

kanthouwen
side cut
kantrechten
do
kapseizen
capsize
karakteriseren
characterize
kassen
do
katalyseren
catalyse
keffen
yap
kentekenen
do
kerstenen
christianise
keuen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'chastise':

None found.
Learning languages?