Kapitaliseren (to capitalize) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of kapitaliseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kapitaliseer
I capitalize
kapitaliseert
you capitalize
kapitaliseert
he/she/it capitalizes
kapitaliseren
we capitalize
kapitaliseren
you all capitalize
kapitaliseren
they capitalize
Present perfect tense
heb gekapitaliseerd
I have capitalized
hebt gekapitaliseerd
you have capitalized
heeft gekapitaliseerd
he/she/it has capitalized
hebben gekapitaliseerd
we have capitalized
hebben gekapitaliseerd
you all have capitalized
hebben gekapitaliseerd
they have capitalized
Past tense
kapitaliseerde
I capitalized
kapitaliseerde
you capitalized
kapitaliseerde
he/she/it capitalized
kapitaliseerden
we capitalized
kapitaliseerden
you all capitalized
kapitaliseerden
they capitalized
Future tense
zal kapitaliseren
I will capitalize
zult kapitaliseren
you will capitalize
zal kapitaliseren
he/she/it will capitalize
zullen kapitaliseren
we will capitalize
zullen kapitaliseren
you all will capitalize
zullen kapitaliseren
they will capitalize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kapitaliseren
I would capitalize
zou kapitaliseren
you would capitalize
zou kapitaliseren
he/she/it would capitalize
zouden kapitaliseren
we would capitalize
zouden kapitaliseren
you all would capitalize
zouden kapitaliseren
they would capitalize
Subjunctive mood
kapitalisere
I capitalize
kapitalisere
you capitalize
kapitalisere
he/she/it capitalize
kapitalisere
we capitalize
kapitalisere
you all capitalize
kapitalisere
they capitalize
Past perfect tense
had gekapitaliseerd
I had capitalized
had gekapitaliseerd
you had capitalized
had gekapitaliseerd
he/she/it had capitalized
hadden gekapitaliseerd
we had capitalized
hadden gekapitaliseerd
you all had capitalized
hadden gekapitaliseerd
they had capitalized
Future perf.
zal gekapitaliseerd hebben
I will have capitalized
zal gekapitaliseerd hebben
you will have capitalized
zal gekapitaliseerd hebben
he/she/it will have capitalized
zullen gekapitaliseerd hebben
we will have capitalized
zullen gekapitaliseerd hebben
you all will have capitalized
zullen gekapitaliseerd hebben
they will have capitalized
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekapitaliseerd hebben
I would have capitalized
zou gekapitaliseerd hebben
you would have capitalized
zou gekapitaliseerd hebben
he/she/it would have capitalized
zouden gekapitaliseerd hebben
we would have capitalized
zouden gekapitaliseerd hebben
you all would have capitalized
zouden gekapitaliseerd hebben
they would have capitalized
Du
Ihr
Imperative mood
kapitaliseer
capitalize
kapitaliseert
capitalize

Examples of kapitaliseren

Example in DutchTranslation in English
Buiten uw thema, dat duidelijk bedoeld is om de mythe van de lagune te kapitaliseren... Heeft u de laatste tijd iets ongewoons gezien?Other than your theme here, which is obviously intended to capitalize on the lagoon's myth, you seen anything unusual lately?
En de zoon van Tre's... excuseer me, cliënt... eigende het zich allemaal toe en opende een duplicaat aan de overkant met als doel het te kapitaliseren bij een gevestigd zakenconcern en zijn cliënteel.And then Tre's boy... sorry, client... appropriated it all and opened a duplicate across the street in order to capitalize on an established business concern and its clientele.
En het zou dom zijn dat niet te kapitaliseren. - Won is geen voedingssupplement.And we would be crazy not to capitalize on that...
Ik help hem zijn vermogen kapitaliseren.I'm helping him capitalize his assets.
Niet om te loven, maar om te kapitaliseren.Not to eulogize, but to capitalize.
Ik ben te sterk verspreid en ik ben onder-gekapitaliseerd.I am overextended. I am under-capitalized.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'capitalize':

None found.
Learning languages?