Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Kalfateren (to caulk) conjugation

Dutch

Conjugation of kalfateren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kalfater
I caulk
kalfatert
you caulk
kalfatert
he/she/it caulks
kalfateren
we caulk
kalfateren
you all caulk
kalfateren
they caulk
Present perfect tense
heb gekalfaterd
I have caulked
hebt gekalfaterd
you have caulked
heeft gekalfaterd
he/she/it has caulked
hebben gekalfaterd
we have caulked
hebben gekalfaterd
you all have caulked
hebben gekalfaterd
they have caulked
Past tense
kalfaterde
I caulked
kalfaterde
you caulked
kalfaterde
he/she/it caulked
kalfaterden
we caulked
kalfaterden
you all caulked
kalfaterden
they caulked
Future tense
zal kalfateren
I will caulk
zult kalfateren
you will caulk
zal kalfateren
he/she/it will caulk
zullen kalfateren
we will caulk
zullen kalfateren
you all will caulk
zullen kalfateren
they will caulk
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kalfateren
I would caulk
zou kalfateren
you would caulk
zou kalfateren
he/she/it would caulk
zouden kalfateren
we would caulk
zouden kalfateren
you all would caulk
zouden kalfateren
they would caulk
Subjunctive mood
kalfatere
I caulk
kalfatere
you caulk
kalfatere
he/she/it caulk
kalfatere
we caulk
kalfatere
you all caulk
kalfatere
they caulk
Past perfect tense
had gekalfaterd
I had caulked
had gekalfaterd
you had caulked
had gekalfaterd
he/she/it had caulked
hadden gekalfaterd
we had caulked
hadden gekalfaterd
you all had caulked
hadden gekalfaterd
they had caulked
Future perf.
zal gekalfaterd hebben
I will have caulked
zal gekalfaterd hebben
you will have caulked
zal gekalfaterd hebben
he/she/it will have caulked
zullen gekalfaterd hebben
we will have caulked
zullen gekalfaterd hebben
you all will have caulked
zullen gekalfaterd hebben
they will have caulked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekalfaterd hebben
I would have caulked
zou gekalfaterd hebben
you would have caulked
zou gekalfaterd hebben
he/she/it would have caulked
zouden gekalfaterd hebben
we would have caulked
zouden gekalfaterd hebben
you all would have caulked
zouden gekalfaterd hebben
they would have caulked
Du
Ihr
Imperative mood
kalfater
caulk
kalfatert
caulk

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

kalefateren
caulk
opkalfateren
do

Random

inwateren
water in
inwilligen
concede
inzamelen
collect
japen
slash
jouen
do
kaderen
fit
kalfaten
do
kalibreren
caulk
kalveren
do
kasseien
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'caulk':

None found.