Kaaidraaien (to quay turn) conjugation

Dutch

Conjugation of kaaidraaien

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kaaidraai
I quay turn
kaaidraait
you quay turn
kaaidraait
he/she/it quays turn
kaaidraaien
we quay turn
kaaidraaien
you all quay turn
kaaidraaien
they quay turn
Present perfect tense
heb gekaaidraaid
I have quayed turn
hebt gekaaidraaid
you have quayed turn
heeft gekaaidraaid
he/she/it has quayed turn
hebben gekaaidraaid
we have quayed turn
hebben gekaaidraaid
you all have quayed turn
hebben gekaaidraaid
they have quayed turn
Past tense
kaaidraaide
I quayed turn
kaaidraaide
you quayed turn
kaaidraaide
he/she/it quayed turn
kaaidraaiden
we quayed turn
kaaidraaiden
you all quayed turn
kaaidraaiden
they quayed turn
Future tense
zal kaaidraaien
I will quay turn
zult kaaidraaien
you will quay turn
zal kaaidraaien
he/she/it will quay turn
zullen kaaidraaien
we will quay turn
zullen kaaidraaien
you all will quay turn
zullen kaaidraaien
they will quay turn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kaaidraaien
I would quay turn
zou kaaidraaien
you would quay turn
zou kaaidraaien
he/she/it would quay turn
zouden kaaidraaien
we would quay turn
zouden kaaidraaien
you all would quay turn
zouden kaaidraaien
they would quay turn
Subjunctive mood
kaaidraaie
I quay turn
kaaidraaie
you quay turn
kaaidraaie
he/she/it quay turn
kaaidraaie
we quay turn
kaaidraaie
you all quay turn
kaaidraaie
they quay turn
Past perfect tense
had gekaaidraaid
I had quayed turn
had gekaaidraaid
you had quayed turn
had gekaaidraaid
he/she/it had quayed turn
hadden gekaaidraaid
we had quayed turn
hadden gekaaidraaid
you all had quayed turn
hadden gekaaidraaid
they had quayed turn
Future perf.
zal gekaaidraaid hebben
I will have quayed turn
zal gekaaidraaid hebben
you will have quayed turn
zal gekaaidraaid hebben
he/she/it will have quayed turn
zullen gekaaidraaid hebben
we will have quayed turn
zullen gekaaidraaid hebben
you all will have quayed turn
zullen gekaaidraaid hebben
they will have quayed turn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekaaidraaid hebben
I would have quayed turn
zou gekaaidraaid hebben
you would have quayed turn
zou gekaaidraaid hebben
he/she/it would have quayed turn
zouden gekaaidraaid hebben
we would have quayed turn
zouden gekaaidraaid hebben
you all would have quayed turn
zouden gekaaidraaid hebben
they would have quayed turn
Du
Ihr
Imperative mood
kaaidraai
quay turn
kaaidraait
quay turn

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

intrappen
smash
invorderen
collect
jengelen
whine
jeuzelen
do
jokeren
do
jongen
boy
judassen
do
juxtaponeren
juxtapose
kaaien
do
kanen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'quay turn':

None found.
Learning languages?