Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Islamiseren (to irritate) conjugation

Dutch

Conjugation of islamiseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
islamiseer
I irritate
islamiseert
you irritate
islamiseert
he/she/it irritates
islamiseren
we irritate
islamiseren
you all irritate
islamiseren
they irritate
Present perfect tense
heb geïslamiseerd
I have irritated
hebt geïslamiseerd
you have irritated
heeft geïslamiseerd
he/she/it has irritated
hebben geïslamiseerd
we have irritated
hebben geïslamiseerd
you all have irritated
hebben geïslamiseerd
they have irritated
Past tense
islamiseerde
I irritated
islamiseerde
you irritated
islamiseerde
he/she/it irritated
islamiseerden
we irritated
islamiseerden
you all irritated
islamiseerden
they irritated
Future tense
zal islamiseren
I will irritate
zult islamiseren
you will irritate
zal islamiseren
he/she/it will irritate
zullen islamiseren
we will irritate
zullen islamiseren
you all will irritate
zullen islamiseren
they will irritate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou islamiseren
I would irritate
zou islamiseren
you would irritate
zou islamiseren
he/she/it would irritate
zouden islamiseren
we would irritate
zouden islamiseren
you all would irritate
zouden islamiseren
they would irritate
Subjunctive mood
islamisere
I irritate
islamisere
you irritate
islamisere
he/she/it irritate
islamisere
we irritate
islamisere
you all irritate
islamisere
they irritate
Past perfect tense
had geïslamiseerd
I had irritated
had geïslamiseerd
you had irritated
had geïslamiseerd
he/she/it had irritated
hadden geïslamiseerd
we had irritated
hadden geïslamiseerd
you all had irritated
hadden geïslamiseerd
they had irritated
Future perf.
zal geïslamiseerd hebben
I will have irritated
zal geïslamiseerd hebben
you will have irritated
zal geïslamiseerd hebben
he/she/it will have irritated
zullen geïslamiseerd hebben
we will have irritated
zullen geïslamiseerd hebben
you all will have irritated
zullen geïslamiseerd hebben
they will have irritated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïslamiseerd hebben
I would have irritated
zou geïslamiseerd hebben
you would have irritated
zou geïslamiseerd hebben
he/she/it would have irritated
zouden geïslamiseerd hebben
we would have irritated
zouden geïslamiseerd hebben
you all would have irritated
zouden geïslamiseerd hebben
they would have irritated
Du
Ihr
Imperative mood
islamiseer
irritate
islamiseert
irritate

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

inwaaien
blow in
inwateren
water in
inzinken
sink
inzuigen
suck
iriseren
do
irriteren
irritate
isoleren
isolate
janken
lament
joggen
jog
jufferen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'irritate':

None found.