Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

inzegenen

to consecrate

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of inzegenen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zegen in
I consecrate
zegent in
you consecrate
zegent in
he/she/it consecrates
zegenen in
we consecrate
zegenen in
you all consecrate
zegenen in
they consecrate
Present perfect tense
heb ingezegend
I have consecrated
hebt ingezegend
you have consecrated
heeft ingezegend
he/she/it has consecrated
hebben ingezegend
we have consecrated
hebben ingezegend
you all have consecrated
hebben ingezegend
they have consecrated
Past tense
zegende in
I consecrated
zegende in
you consecrated
zegende in
he/she/it consecrated
zegenden in
we consecrated
zegenden in
you all consecrated
zegenden in
they consecrated
Future tense
zal inzegenen
I will consecrate
zult inzegenen
you will consecrate
zal inzegenen
he/she/it will consecrate
zullen inzegenen
we will consecrate
zullen inzegenen
you all will consecrate
zullen inzegenen
they will consecrate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou inzegenen
I would consecrate
zou inzegenen
you would consecrate
zou inzegenen
he/she/it would consecrate
zouden inzegenen
we would consecrate
zouden inzegenen
you all would consecrate
zouden inzegenen
they would consecrate
Subjunctive mood
zegene in
I consecrate
zegene in
you consecrate
zegene in
he/she/it consecrate
zegene in
we consecrate
zegene in
you all consecrate
zegene in
they consecrate
Past perfect tense
had ingezegend
I had consecrated
had ingezegend
you had consecrated
had ingezegend
he/she/it had consecrated
hadden ingezegend
we had consecrated
hadden ingezegend
you all had consecrated
hadden ingezegend
they had consecrated
Future perf.
zal ingezegend hebben
I will have consecrated
zal ingezegend hebben
you will have consecrated
zal ingezegend hebben
he/she/it will have consecrated
zullen ingezegend hebben
we will have consecrated
zullen ingezegend hebben
you all will have consecrated
zullen ingezegend hebben
they will have consecrated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingezegend hebben
I would have consecrated
zou ingezegend hebben
you would have consecrated
zou ingezegend hebben
he/she/it would have consecrated
zouden ingezegend hebben
we would have consecrated
zouden ingezegend hebben
you all would have consecrated
zouden ingezegend hebben
they would have consecrated
Present bijzin tense
inzegen
I consecrate
inzegent
you consecrate
inzegent
he/she/it consecrates
inzegenen
we consecrate
inzegenen
you all consecrate
inzegenen
they consecrate
Past bijzin tense
inzegende
I consecrated
inzegende
you consecrated
inzegende
he/she/it consecrated
inzegenden
we consecrated
inzegenden
you all consecrated
inzegenden
they consecrated
Future bijzin tense
zal inzegenen
I will consecrate
zult inzegenen
you will consecrate
zal inzegenen
he/she/it will consecrate
zullen inzegenen
we will consecrate
zullen inzegenen
you all will consecrate
zullen inzegenen
they will consecrate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou inzegenen
I would consecrate
zou inzegenen
you would consecrate
zou inzegenen
he/she/it would consecrate
zouden inzegenen
we would consecrate
zouden inzegenen
you all would consecrate
zouden inzegenen
they would consecrate
Subjunctive bijzin mood
inzegene
I consecrate
inzegene
you consecrate
inzegene
he/she/it consecrate
inzegene
we consecrate
inzegene
you all consecrate
inzegene
they consecrate
Du
Ihr
Imperative mood
zegen in
consecrate
zegent in
consecrate

Examples of inzegenen

Ik kom het huis inzegenen.

I've come to consecrate the house.

Ik moet de overblijfselen van de heksen verzamelen en ze inzegenen.

I need to gather the witches' remains and consecrate them.

We moeten de zonden inzegenen.

You must consecrate the sin.

Further details about this page

LOCATION

RELATED PAGES