Interpungeren (to punctuate) conjugation

Dutch

Conjugation of interpungeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
interpungeer
I punctuate
interpungeert
you punctuate
interpungeert
he/she/it punctuates
interpungeren
we punctuate
interpungeren
you all punctuate
interpungeren
they punctuate
Present perfect tense
heb geïnterpungeerd
I have punctuated
hebt geïnterpungeerd
you have punctuated
heeft geïnterpungeerd
he/she/it has punctuated
hebben geïnterpungeerd
we have punctuated
hebben geïnterpungeerd
you all have punctuated
hebben geïnterpungeerd
they have punctuated
Past tense
interpungeerde
I punctuated
interpungeerde
you punctuated
interpungeerde
he/she/it punctuated
interpungeerden
we punctuated
interpungeerden
you all punctuated
interpungeerden
they punctuated
Future tense
zal interpungeren
I will punctuate
zult interpungeren
you will punctuate
zal interpungeren
he/she/it will punctuate
zullen interpungeren
we will punctuate
zullen interpungeren
you all will punctuate
zullen interpungeren
they will punctuate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou interpungeren
I would punctuate
zou interpungeren
you would punctuate
zou interpungeren
he/she/it would punctuate
zouden interpungeren
we would punctuate
zouden interpungeren
you all would punctuate
zouden interpungeren
they would punctuate
Subjunctive mood
interpungere
I punctuate
interpungere
you punctuate
interpungere
he/she/it punctuate
interpungere
we punctuate
interpungere
you all punctuate
interpungere
they punctuate
Past perfect tense
had geïnterpungeerd
I had punctuated
had geïnterpungeerd
you had punctuated
had geïnterpungeerd
he/she/it had punctuated
hadden geïnterpungeerd
we had punctuated
hadden geïnterpungeerd
you all had punctuated
hadden geïnterpungeerd
they had punctuated
Future perf.
zal geïnterpungeerd hebben
I will have punctuated
zal geïnterpungeerd hebben
you will have punctuated
zal geïnterpungeerd hebben
he/she/it will have punctuated
zullen geïnterpungeerd hebben
we will have punctuated
zullen geïnterpungeerd hebben
you all will have punctuated
zullen geïnterpungeerd hebben
they will have punctuated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïnterpungeerd hebben
I would have punctuated
zou geïnterpungeerd hebben
you would have punctuated
zou geïnterpungeerd hebben
he/she/it would have punctuated
zouden geïnterpungeerd hebben
we would have punctuated
zouden geïnterpungeerd hebben
you all would have punctuated
zouden geïnterpungeerd hebben
they would have punctuated
Du
Ihr
Imperative mood
interpungeer
punctuate
interpungeert
punctuate

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

inlassen
insert
inlopen
run in
inschrijven
register
interesseren
interest
internaliseren
do
internationaliseren
do
interneren
intern
interpreteren
interpret
interrogeren
punctuate
invoegen
insert

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'punctuate':

None found.
Learning languages?