Interacteren (to interact) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of interacteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
interacteer
I interact
interacteert
you interact
interacteert
he/she/it interacts
interacteren
we interact
interacteren
you all interact
interacteren
they interact
Present perfect tense
heb geïnteracteerd
I have interacted
hebt geïnteracteerd
you have interacted
heeft geïnteracteerd
he/she/it has interacted
hebben geïnteracteerd
we have interacted
hebben geïnteracteerd
you all have interacted
hebben geïnteracteerd
they have interacted
Past tense
interacteerde
I interacted
interacteerde
you interacted
interacteerde
he/she/it interacted
interacteerden
we interacted
interacteerden
you all interacted
interacteerden
they interacted
Future tense
zal interacteren
I will interact
zult interacteren
you will interact
zal interacteren
he/she/it will interact
zullen interacteren
we will interact
zullen interacteren
you all will interact
zullen interacteren
they will interact
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou interacteren
I would interact
zou interacteren
you would interact
zou interacteren
he/she/it would interact
zouden interacteren
we would interact
zouden interacteren
you all would interact
zouden interacteren
they would interact
Subjunctive mood
interactere
I interact
interactere
you interact
interactere
he/she/it interact
interactere
we interact
interactere
you all interact
interactere
they interact
Past perfect tense
had geïnteracteerd
I had interacted
had geïnteracteerd
you had interacted
had geïnteracteerd
he/she/it had interacted
hadden geïnteracteerd
we had interacted
hadden geïnteracteerd
you all had interacted
hadden geïnteracteerd
they had interacted
Future perf.
zal geïnteracteerd hebben
I will have interacted
zal geïnteracteerd hebben
you will have interacted
zal geïnteracteerd hebben
he/she/it will have interacted
zullen geïnteracteerd hebben
we will have interacted
zullen geïnteracteerd hebben
you all will have interacted
zullen geïnteracteerd hebben
they will have interacted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïnteracteerd hebben
I would have interacted
zou geïnteracteerd hebben
you would have interacted
zou geïnteracteerd hebben
he/she/it would have interacted
zouden geïnteracteerd hebben
we would have interacted
zouden geïnteracteerd hebben
you all would have interacted
zouden geïnteracteerd hebben
they would have interacted
Du
Ihr
Imperative mood
interacteer
interact
interacteert
interact

Examples of interacteren

Example in DutchTranslation in English
Ik denk dat we te maken hebben met een soort cinematografisch materialisme dat onder de laag van betekenis de spirituele betekenis, maar ook de simpele narratieve betekenis een meer elementair niveau van de vormen zelf schuilt die met elkaar communiceren, interacteren, weerklinken, echoën in elkaar overgaan.I think that what we are dealing with is with a kind of a cinematic materialism, that beneath the level of meaning, spiritual meaning but also simple narrative meaning, we get a more elementary level of forms themselves, communicating with each other, interacting, reverberating, echoing, morphing, transforming one into the other.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'interact':

None found.
Learning languages?