Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Instrumenteren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
instrumenteer
instrumenteert
instrumenteert
instrumenteren
instrumenteren
instrumenteren
Present perfect tense
heb geïnstrumenteerd
hebt geïnstrumenteerd
heeft geïnstrumenteerd
hebben geïnstrumenteerd
hebben geïnstrumenteerd
hebben geïnstrumenteerd
Past tense
instrumenteerde
instrumenteerde
instrumenteerde
instrumenteerden
instrumenteerden
instrumenteerden
Future tense
zal instrumenteren
zult instrumenteren
zal instrumenteren
zullen instrumenteren
zullen instrumenteren
zullen instrumenteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou instrumenteren
zou instrumenteren
zou instrumenteren
zouden instrumenteren
zouden instrumenteren
zouden instrumenteren
Subjunctive mood
instrumentere
instrumentere
instrumentere
instrumentere
instrumentere
instrumentere
Past perfect tense
had geïnstrumenteerd
had geïnstrumenteerd
had geïnstrumenteerd
hadden geïnstrumenteerd
hadden geïnstrumenteerd
hadden geïnstrumenteerd
Future perf.
zal geïnstrumenteerd hebben
zal geïnstrumenteerd hebben
zal geïnstrumenteerd hebben
zullen geïnstrumenteerd hebben
zullen geïnstrumenteerd hebben
zullen geïnstrumenteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïnstrumenteerd hebben
zou geïnstrumenteerd hebben
zou geïnstrumenteerd hebben
zouden geïnstrumenteerd hebben
zouden geïnstrumenteerd hebben
zouden geïnstrumenteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
instrumenteer
instrumenteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

inpikken
pinch
inspireren
inspire
instappen
get in
instouwen
do
instrueren
instruct
instuderen
rehearse
intensiveren
intensify
interacteren
interact
intoetsen
do
intoneren
intone

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.