Ingraveren (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of ingraveren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
graveer in
I do
graveert in
you do
graveert in
he/she/it does
graveren in
we do
graveren in
you all do
graveren in
they do
Present perfect tense
heb ingegraveerd
I have done
hebt ingegraveerd
you have done
heeft ingegraveerd
he/she/it has done
hebben ingegraveerd
we have done
hebben ingegraveerd
you all have done
hebben ingegraveerd
they have done
Past tense
graveerde in
I did
graveerde in
you did
graveerde in
he/she/it did
graveerden in
we did
graveerden in
you all did
graveerden in
they did
Future tense
zal ingraveren
I will do
zult ingraveren
you will do
zal ingraveren
he/she/it will do
zullen ingraveren
we will do
zullen ingraveren
you all will do
zullen ingraveren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ingraveren
I would do
zou ingraveren
you would do
zou ingraveren
he/she/it would do
zouden ingraveren
we would do
zouden ingraveren
you all would do
zouden ingraveren
they would do
Subjunctive mood
gravere in
I do
gravere in
you do
gravere in
he/she/it do
gravere in
we do
gravere in
you all do
gravere in
they do
Past perfect tense
had ingegraveerd
I had done
had ingegraveerd
you had done
had ingegraveerd
he/she/it had done
hadden ingegraveerd
we had done
hadden ingegraveerd
you all had done
hadden ingegraveerd
they had done
Future perf.
zal ingegraveerd hebben
I will have done
zal ingegraveerd hebben
you will have done
zal ingegraveerd hebben
he/she/it will have done
zullen ingegraveerd hebben
we will have done
zullen ingegraveerd hebben
you all will have done
zullen ingegraveerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingegraveerd hebben
I would have done
zou ingegraveerd hebben
you would have done
zou ingegraveerd hebben
he/she/it would have done
zouden ingegraveerd hebben
we would have done
zouden ingegraveerd hebben
you all would have done
zouden ingegraveerd hebben
they would have done
Present bijzin tense
ingraveer
I do
ingraveert
you do
ingraveert
he/she/it does
ingraveren
we do
ingraveren
you all do
ingraveren
they do
Past bijzin tense
ingraveerde
I did
ingraveerde
you did
ingraveerde
he/she/it did
ingraveerden
we did
ingraveerden
you all did
ingraveerden
they did
Future bijzin tense
zal ingraveren
I will do
zult ingraveren
you will do
zal ingraveren
he/she/it will do
zullen ingraveren
we will do
zullen ingraveren
you all will do
zullen ingraveren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou ingraveren
I would do
zou ingraveren
you would do
zou ingraveren
he/she/it would do
zouden ingraveren
we would do
zouden ingraveren
you all would do
zouden ingraveren
they would do
Subjunctive bijzin mood
ingravere
I do
ingravere
you do
ingravere
he/she/it do
ingravere
we do
ingravere
you all do
ingravere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
graveer in
do
graveert in
do

Examples of ingraveren

Example in DutchTranslation in English
Jullie graveren in de winkel, toch?You do engraving at the store, don't you?
We zullen ons rijkswapen graveren in de muren.The coats of arms of the kingdoms will probably be put on the wall.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?