Infiltreren (to infect) conjugation

Dutch

Conjugation of infiltreren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
infiltreer
I infect
infiltreert
you infect
infiltreert
he/she/it infects
infiltreren
we infect
infiltreren
you all infect
infiltreren
they infect
Present perfect tense
ben geïnfiltreerd
I have infected
bent geïnfiltreerd
you have infected
is geïnfiltreerd
he/she/it has infected
zijn geïnfiltreerd
we have infected
zijn geïnfiltreerd
you all have infected
zijn geïnfiltreerd
they have infected
Past tense
infiltreerde
I infected
infiltreerde
you infected
infiltreerde
he/she/it infected
infiltreerden
we infected
infiltreerden
you all infected
infiltreerden
they infected
Future tense
zal infiltreren
I will infect
zult infiltreren
you will infect
zal infiltreren
he/she/it will infect
zullen infiltreren
we will infect
zullen infiltreren
you all will infect
zullen infiltreren
they will infect
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou infiltreren
I would infect
zou infiltreren
you would infect
zou infiltreren
he/she/it would infect
zouden infiltreren
we would infect
zouden infiltreren
you all would infect
zouden infiltreren
they would infect
Subjunctive mood
infiltrere
I infect
infiltrere
you infect
infiltrere
he/she/it infect
infiltrere
we infect
infiltrere
you all infect
infiltrere
they infect
Past perfect tense
was geïnfiltreerd
I had infected
was geïnfiltreerd
you had infected
was geïnfiltreerd
he/she/it had infected
waren geïnfiltreerd
we had infected
waren geïnfiltreerd
you all had infected
waren geïnfiltreerd
they had infected
Future perf.
zal geïnfiltreerd zijn
I will have infected
zal geïnfiltreerd zijn
you will have infected
zal geïnfiltreerd zijn
he/she/it will have infected
zullen geïnfiltreerd zijn
we will have infected
zullen geïnfiltreerd zijn
you all will have infected
zullen geïnfiltreerd zijn
they will have infected
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïnfiltreerd zijn
I would have infected
zou geïnfiltreerd zijn
you would have infected
zou geïnfiltreerd zijn
he/she/it would have infected
zouden geïnfiltreerd zijn
we would have infected
zouden geïnfiltreerd zijn
you all would have infected
zouden geïnfiltreerd zijn
they would have infected
Du
Ihr
Imperative mood
infiltreer
infect
infiltreert
infect

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'infect':

None found.
Learning languages?