Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Impulseren (to impulse honor) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
impulseer
impulseert
impulseert
impulseren
impulseren
impulseren
Present perfect tense
heb geïmpulseerd
hebt geïmpulseerd
heeft geïmpulseerd
hebben geïmpulseerd
hebben geïmpulseerd
hebben geïmpulseerd
Past tense
impulseerde
impulseerde
impulseerde
impulseerden
impulseerden
impulseerden
Future tense
zal impulseren
zult impulseren
zal impulseren
zullen impulseren
zullen impulseren
zullen impulseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou impulseren
zou impulseren
zou impulseren
zouden impulseren
zouden impulseren
zouden impulseren
Subjunctive mood
impulsere
impulsere
impulsere
impulsere
impulsere
impulsere
Past perfect tense
had geïmpulseerd
had geïmpulseerd
had geïmpulseerd
hadden geïmpulseerd
hadden geïmpulseerd
hadden geïmpulseerd
Future perf.
zal geïmpulseerd hebben
zal geïmpulseerd hebben
zal geïmpulseerd hebben
zullen geïmpulseerd hebben
zullen geïmpulseerd hebben
zullen geïmpulseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïmpulseerd hebben
zou geïmpulseerd hebben
zou geïmpulseerd hebben
zouden geïmpulseerd hebben
zouden geïmpulseerd hebben
zouden geïmpulseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
impulseer
impulseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'impulse honor':

None found.