Improviseren (to improvise) conjugation

Dutch
23 examples

Conjugation of improviseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
improviseer
I improvise
improviseert
you improvise
improviseert
he/she/it improvises
improviseren
we improvise
improviseren
you all improvise
improviseren
they improvise
Present perfect tense
heb geïmproviseerd
I have improvised
hebt geïmproviseerd
you have improvised
heeft geïmproviseerd
he/she/it has improvised
hebben geïmproviseerd
we have improvised
hebben geïmproviseerd
you all have improvised
hebben geïmproviseerd
they have improvised
Past tense
improviseerde
I improvised
improviseerde
you improvised
improviseerde
he/she/it improvised
improviseerden
we improvised
improviseerden
you all improvised
improviseerden
they improvised
Future tense
zal improviseren
I will improvise
zult improviseren
you will improvise
zal improviseren
he/she/it will improvise
zullen improviseren
we will improvise
zullen improviseren
you all will improvise
zullen improviseren
they will improvise
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou improviseren
I would improvise
zou improviseren
you would improvise
zou improviseren
he/she/it would improvise
zouden improviseren
we would improvise
zouden improviseren
you all would improvise
zouden improviseren
they would improvise
Subjunctive mood
improvisere
I improvise
improvisere
you improvise
improvisere
he/she/it improvise
improvisere
we improvise
improvisere
you all improvise
improvisere
they improvise
Past perfect tense
had geïmproviseerd
I had improvised
had geïmproviseerd
you had improvised
had geïmproviseerd
he/she/it had improvised
hadden geïmproviseerd
we had improvised
hadden geïmproviseerd
you all had improvised
hadden geïmproviseerd
they had improvised
Future perf.
zal geïmproviseerd hebben
I will have improvised
zal geïmproviseerd hebben
you will have improvised
zal geïmproviseerd hebben
he/she/it will have improvised
zullen geïmproviseerd hebben
we will have improvised
zullen geïmproviseerd hebben
you all will have improvised
zullen geïmproviseerd hebben
they will have improvised
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïmproviseerd hebben
I would have improvised
zou geïmproviseerd hebben
you would have improvised
zou geïmproviseerd hebben
he/she/it would have improvised
zouden geïmproviseerd hebben
we would have improvised
zouden geïmproviseerd hebben
you all would have improvised
zouden geïmproviseerd hebben
they would have improvised
Du
Ihr
Imperative mood
improviseer
improvise
improviseert
improvise

Examples of improviseren

Example in DutchTranslation in English
- Blijkbaar gaat ons Mexico-reisje niet door en nu moet ik improviseren, dankzij jou.Seems our little trip to Mexico is off, and I've got to improvise, thanks to you.
- Dus hij moest improviseren. Waar is je auto?So he had to improvise.
- Hij houdt niet van improviseren.-He doesn't improvise.
- Hij is in orde. Ze zeggen dat hij goed kan improviseren.I mean, they say that he's a good improviser.
- Ik moest improviseren.- I had to improvise.
- Dan improviseer ik.- I improvise.
- Dus improviseer ik.So, I improvise.
- Ik improviseer wel wat.- I'll improvise.
- Nou, improviseer dan.- So, improvise.
- Ach ja, je improviseert wat.Sometimes we have to improvise.
- Nee, hij improviseert.He improvises all his lines.
-De luitenant improviseert graag.The lieutenant likes to improvise.
Alles wat hij nodig heeft, improviseert hij ter plaatse.Everything he needs, he improvises at the site.
Als een broeder improviseert, krijgt hij een aantekening.If a brother improvises, especially a brother who's a mustang, he gets written up.
- Een geïmproviseerd explosief.That's an improvised explosive device.
- Goed geïmproviseerd, agent Nielsen.Well improvised, Agent Nielsen.
- Het was geïmproviseerd.It was a little improvised.
Aan de andere, lichtere kant... lijken de werklui verantwoordelijk voor de sloop van het Oude Bailey... de oude dame een voornaam, doch geïmproviseerd afscheid wilden geven..On the lighter side of things seems that the crew responsible for the demolition of the old Bailey wanted to give the old girl a grand, albeit improvised, sendoff.
Dat betekent dat de geloften die je aflegde helemaal geïmproviseerd waren.You didn't know the wedding was gonna be in this chapel. - M-mmm. -That means that the vows you said were totally improvised.
- Ik improviseerde.I improvised.
Dacht dat je de hele dag door improviseerde.I thought maybe you just improvised all day long.
Hij improviseerde.He improvised.
Ik neem aan dat ze improviseerden.l guess they sort of improvised as they went along.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

hoetelen
do
honen
jeer at
hozen
bail
huilen
cry
impliceren
imply
impressioneren
do
impulseren
impulse honor
inbeuken
do
inbinden
bind
indenken
imagine

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'improvise':

None found.
Learning languages?