Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Impregneren (to import) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
impregneer
impregneert
impregneert
impregneren
impregneren
impregneren
Present perfect tense
heb geïmpregneerd
hebt geïmpregneerd
heeft geïmpregneerd
hebben geïmpregneerd
hebben geïmpregneerd
hebben geïmpregneerd
Past tense
impregneerde
impregneerde
impregneerde
impregneerden
impregneerden
impregneerden
Future tense
zal impregneren
zult impregneren
zal impregneren
zullen impregneren
zullen impregneren
zullen impregneren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou impregneren
zou impregneren
zou impregneren
zouden impregneren
zouden impregneren
zouden impregneren
Subjunctive mood
impregnere
impregnere
impregnere
impregnere
impregnere
impregnere
Past perfect tense
had geïmpregneerd
had geïmpregneerd
had geïmpregneerd
hadden geïmpregneerd
hadden geïmpregneerd
hadden geïmpregneerd
Future perf.
zal geïmpregneerd hebben
zal geïmpregneerd hebben
zal geïmpregneerd hebben
zullen geïmpregneerd hebben
zullen geïmpregneerd hebben
zullen geïmpregneerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geïmpregneerd hebben
zou geïmpregneerd hebben
zou geïmpregneerd hebben
zouden geïmpregneerd hebben
zouden geïmpregneerd hebben
zouden geïmpregneerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
impregneer
impregneert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'import':

None found.