Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Ijsdansen (to ICE dancing) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ijsdans
ijsdanst
ijsdanst
ijsdansen
ijsdansen
ijsdansen
Present perfect tense
heb geijsdanst
hebt geijsdanst
heeft geijsdanst
hebben geijsdanst
hebben geijsdanst
hebben geijsdanst
Past tense
ijsdanste
ijsdanste
ijsdanste
ijsdansten
ijsdansten
ijsdansten
Future tense
zal ijsdansen
zult ijsdansen
zal ijsdansen
zullen ijsdansen
zullen ijsdansen
zullen ijsdansen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ijsdansen
zou ijsdansen
zou ijsdansen
zouden ijsdansen
zouden ijsdansen
zouden ijsdansen
Subjunctive mood
ijsdanse
ijsdanse
ijsdanse
ijsdanse
ijsdanse
ijsdanse
Past perfect tense
had geijsdanst
had geijsdanst
had geijsdanst
hadden geijsdanst
hadden geijsdanst
hadden geijsdanst
Future perf.
zal geijsdanst hebben
zal geijsdanst hebben
zal geijsdanst hebben
zullen geijsdanst hebben
zullen geijsdanst hebben
zullen geijsdanst hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geijsdanst hebben
zou geijsdanst hebben
zou geijsdanst hebben
zouden geijsdanst hebben
zouden geijsdanst hebben
zouden geijsdanst hebben
Du
Ihr
Imperative mood
ijsdans
ijsdanst

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'ICE dancing':

None found.