Hypothekeren (to mortgage) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of hypothekeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hypothekeer
I mortgage
hypothekeert
you mortgage
hypothekeert
he/she/it mortgages
hypothekeren
we mortgage
hypothekeren
you all mortgage
hypothekeren
they mortgage
Present perfect tense
heb gehypothekeerd
I have mortgaged
hebt gehypothekeerd
you have mortgaged
heeft gehypothekeerd
he/she/it has mortgaged
hebben gehypothekeerd
we have mortgaged
hebben gehypothekeerd
you all have mortgaged
hebben gehypothekeerd
they have mortgaged
Past tense
hypothekeerde
I mortgaged
hypothekeerde
you mortgaged
hypothekeerde
he/she/it mortgaged
hypothekeerden
we mortgaged
hypothekeerden
you all mortgaged
hypothekeerden
they mortgaged
Future tense
zal hypothekeren
I will mortgage
zult hypothekeren
you will mortgage
zal hypothekeren
he/she/it will mortgage
zullen hypothekeren
we will mortgage
zullen hypothekeren
you all will mortgage
zullen hypothekeren
they will mortgage
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou hypothekeren
I would mortgage
zou hypothekeren
you would mortgage
zou hypothekeren
he/she/it would mortgage
zouden hypothekeren
we would mortgage
zouden hypothekeren
you all would mortgage
zouden hypothekeren
they would mortgage
Subjunctive mood
hypothekere
I mortgage
hypothekere
you mortgage
hypothekere
he/she/it mortgage
hypothekere
we mortgage
hypothekere
you all mortgage
hypothekere
they mortgage
Past perfect tense
had gehypothekeerd
I had mortgaged
had gehypothekeerd
you had mortgaged
had gehypothekeerd
he/she/it had mortgaged
hadden gehypothekeerd
we had mortgaged
hadden gehypothekeerd
you all had mortgaged
hadden gehypothekeerd
they had mortgaged
Future perf.
zal gehypothekeerd hebben
I will have mortgaged
zal gehypothekeerd hebben
you will have mortgaged
zal gehypothekeerd hebben
he/she/it will have mortgaged
zullen gehypothekeerd hebben
we will have mortgaged
zullen gehypothekeerd hebben
you all will have mortgaged
zullen gehypothekeerd hebben
they will have mortgaged
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gehypothekeerd hebben
I would have mortgaged
zou gehypothekeerd hebben
you would have mortgaged
zou gehypothekeerd hebben
he/she/it would have mortgaged
zouden gehypothekeerd hebben
we would have mortgaged
zouden gehypothekeerd hebben
you all would have mortgaged
zouden gehypothekeerd hebben
they would have mortgaged
Du
Ihr
Imperative mood
hypothekeer
mortgage
hypothekeert
mortgage

Examples of hypothekeren

Example in DutchTranslation in English
De helft is gehypothekeerd, de andere helft binnenkort ook.Half of it's mortgaged, the other half soon will be.
Het huis is... gehypothekeerd.The house is... mortgaged.
Hij liet me alleen een hoop rekeningen na en een gehypothekeerd huis, dat we niet kunnen verkopen.All he left me were a bunch of bills and a mortgaged house we can't sell.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

hockeyen
do
holen
do
honen
jeer at
hoogachten
pay
hummen
hem
hypostaseren
do
hyven
do
imkeren
do
inblikken
can
inboeken
check in

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'mortgage':

None found.
Learning languages?