Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Herverzekeren (to reinsure) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
herverzeker
herverzekert
herverzekert
herverzekeren
herverzekeren
herverzekeren
Present perfect tense
heb herverzekerd
hebt herverzekerd
heeft herverzekerd
hebben herverzekerd
hebben herverzekerd
hebben herverzekerd
Past tense
herverzekerde
herverzekerde
herverzekerde
herverzekerden
herverzekerden
herverzekerden
Future tense
zal herverzekeren
zult herverzekeren
zal herverzekeren
zullen herverzekeren
zullen herverzekeren
zullen herverzekeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou herverzekeren
zou herverzekeren
zou herverzekeren
zouden herverzekeren
zouden herverzekeren
zouden herverzekeren
Subjunctive mood
herverzekere
herverzekere
herverzekere
herverzekere
herverzekere
herverzekere
Past perfect tense
had herverzekerd
had herverzekerd
had herverzekerd
hadden herverzekerd
hadden herverzekerd
hadden herverzekerd
Future perf.
zal herverzekerd hebben
zal herverzekerd hebben
zal herverzekerd hebben
zullen herverzekerd hebben
zullen herverzekerd hebben
zullen herverzekerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou herverzekerd hebben
zou herverzekerd hebben
zou herverzekerd hebben
zouden herverzekerd hebben
zouden herverzekerd hebben
zouden herverzekerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
herverzeker
herverzekert

Examples of herverzekeren

Example in DutchTranslation in English
Een vriend van ons dacht dat het onvoldoende was herverzekerd.A friend of ours did think... - that it's insufficiently reinsured.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'reinsure':

None found.