Harmoniseren (to harmonize) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of harmoniseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
harmoniseer
I harmonize
harmoniseert
you harmonize
harmoniseert
he/she/it harmonizes
harmoniseren
we harmonize
harmoniseren
you all harmonize
harmoniseren
they harmonize
Present perfect tense
heb geharmoniseerd
I have harmonized
hebt geharmoniseerd
you have harmonized
heeft geharmoniseerd
he/she/it has harmonized
hebben geharmoniseerd
we have harmonized
hebben geharmoniseerd
you all have harmonized
hebben geharmoniseerd
they have harmonized
Past tense
harmoniseerde
I harmonized
harmoniseerde
you harmonized
harmoniseerde
he/she/it harmonized
harmoniseerden
we harmonized
harmoniseerden
you all harmonized
harmoniseerden
they harmonized
Future tense
zal harmoniseren
I will harmonize
zult harmoniseren
you will harmonize
zal harmoniseren
he/she/it will harmonize
zullen harmoniseren
we will harmonize
zullen harmoniseren
you all will harmonize
zullen harmoniseren
they will harmonize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou harmoniseren
I would harmonize
zou harmoniseren
you would harmonize
zou harmoniseren
he/she/it would harmonize
zouden harmoniseren
we would harmonize
zouden harmoniseren
you all would harmonize
zouden harmoniseren
they would harmonize
Subjunctive mood
harmonisere
I harmonize
harmonisere
you harmonize
harmonisere
he/she/it harmonize
harmonisere
we harmonize
harmonisere
you all harmonize
harmonisere
they harmonize
Past perfect tense
had geharmoniseerd
I had harmonized
had geharmoniseerd
you had harmonized
had geharmoniseerd
he/she/it had harmonized
hadden geharmoniseerd
we had harmonized
hadden geharmoniseerd
you all had harmonized
hadden geharmoniseerd
they had harmonized
Future perf.
zal geharmoniseerd hebben
I will have harmonized
zal geharmoniseerd hebben
you will have harmonized
zal geharmoniseerd hebben
he/she/it will have harmonized
zullen geharmoniseerd hebben
we will have harmonized
zullen geharmoniseerd hebben
you all will have harmonized
zullen geharmoniseerd hebben
they will have harmonized
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geharmoniseerd hebben
I would have harmonized
zou geharmoniseerd hebben
you would have harmonized
zou geharmoniseerd hebben
he/she/it would have harmonized
zouden geharmoniseerd hebben
we would have harmonized
zouden geharmoniseerd hebben
you all would have harmonized
zouden geharmoniseerd hebben
they would have harmonized
Du
Ihr
Imperative mood
harmoniseer
harmonize
harmoniseert
harmonize

Examples of harmoniseren

Example in DutchTranslation in English
Die jongen kan niet harmoniseren.Guy can't harmonize.
En niemand vroeg je om te harmoniseren, oké?And nobody asked you to harmonize, okay?
En, Frank, Bill, Wally, jullie harmoniseren als het beste barbershop kwartet en jullie zijn maar met z'n drieën.And, Frank, Bill, Wally, y'all harmonize like the best barbershop quartet, and there's only three of you. - Yeah, that's true. - Huh?
Ze konden de maan- en zonnemaanden toen harmoniseren door de schijf te oriënteren.They could harmonize the lunar and solar months back then by orientating the disc.
Zullen we eens zien hoe hij die harmoniseert met een tong zo groot als een bijenkorf.Let's see him harmonize with a tongue the size of a beehive.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'harmonize':

None found.
Learning languages?