Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Handicappen (to penalize) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
handicap
handicapt
handicapt
handicappen
handicappen
handicappen
Present perfect tense
heb gehandicapt
hebt gehandicapt
heeft gehandicapt
hebben gehandicapt
hebben gehandicapt
hebben gehandicapt
Past tense
handicapte
handicapte
handicapte
handicapten
handicapten
handicapten
Future tense
zal handicappen
zult handicappen
zal handicappen
zullen handicappen
zullen handicappen
zullen handicappen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou handicappen
zou handicappen
zou handicappen
zouden handicappen
zouden handicappen
zouden handicappen
Subjunctive mood
handicappe
handicappe
handicappe
handicappe
handicappe
handicappe
Past perfect tense
had gehandicapt
had gehandicapt
had gehandicapt
hadden gehandicapt
hadden gehandicapt
hadden gehandicapt
Future perf.
zal gehandicapt hebben
zal gehandicapt hebben
zal gehandicapt hebben
zullen gehandicapt hebben
zullen gehandicapt hebben
zullen gehandicapt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gehandicapt hebben
zou gehandicapt hebben
zou gehandicapt hebben
zouden gehandicapt hebben
zouden gehandicapt hebben
zouden gehandicapt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
handicap
handicapt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

grillen
grey
guillocheren
shudder
gutsen
gouge
hagelen
hail
handballen
handball
handhaven
maintain
handwerken
do
harpoeneren
harpoon
heiligen
hallow
heisteren
heist honor

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'penalize':

None found.