Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Halvezolen (to half soles) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
halvezool
halvezoolt
halvezoolt
halvezolen
halvezolen
halvezolen
Present perfect tense
heb gehalvezoold
hebt gehalvezoold
heeft gehalvezoold
hebben gehalvezoold
hebben gehalvezoold
hebben gehalvezoold
Past tense
halvezoolde
halvezoolde
halvezoolde
halvezoolden
halvezoolden
halvezoolden
Future tense
zal halvezolen
zult halvezolen
zal halvezolen
zullen halvezolen
zullen halvezolen
zullen halvezolen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou halvezolen
zou halvezolen
zou halvezolen
zouden halvezolen
zouden halvezolen
zouden halvezolen
Subjunctive mood
halvezole
halvezole
halvezole
halvezole
halvezole
halvezole
Past perfect tense
had gehalvezoold
had gehalvezoold
had gehalvezoold
hadden gehalvezoold
hadden gehalvezoold
hadden gehalvezoold
Future perf.
zal gehalvezoold hebben
zal gehalvezoold hebben
zal gehalvezoold hebben
zullen gehalvezoold hebben
zullen gehalvezoold hebben
zullen gehalvezoold hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gehalvezoold hebben
zou gehalvezoold hebben
zou gehalvezoold hebben
zouden gehalvezoold hebben
zouden gehalvezoold hebben
zouden gehalvezoold hebben
Du
Ihr
Imperative mood
halvezool
halvezoolt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'half soles':

None found.