Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Guillocheren (to shudder) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
guillocheer
guillocheert
guillocheert
guillocheren
guillocheren
guillocheren
Present perfect tense
heb geguillocheerd
hebt geguillocheerd
heeft geguillocheerd
hebben geguillocheerd
hebben geguillocheerd
hebben geguillocheerd
Past tense
guillocheerde
guillocheerde
guillocheerde
guillocheerden
guillocheerden
guillocheerden
Future tense
zal guillocheren
zult guillocheren
zal guillocheren
zullen guillocheren
zullen guillocheren
zullen guillocheren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou guillocheren
zou guillocheren
zou guillocheren
zouden guillocheren
zouden guillocheren
zouden guillocheren
Subjunctive mood
guillochere
guillochere
guillochere
guillochere
guillochere
guillochere
Past perfect tense
had geguillocheerd
had geguillocheerd
had geguillocheerd
hadden geguillocheerd
hadden geguillocheerd
hadden geguillocheerd
Future perf.
zal geguillocheerd hebben
zal geguillocheerd hebben
zal geguillocheerd hebben
zullen geguillocheerd hebben
zullen geguillocheerd hebben
zullen geguillocheerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geguillocheerd hebben
zou geguillocheerd hebben
zou geguillocheerd hebben
zouden geguillocheerd hebben
zouden geguillocheerd hebben
zouden geguillocheerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
guillocheer
guillocheert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

fruiten
fry
giegagen
do
gloriëren
wallow
goeddoen
do well
goochelen
juggle
gradueren
do
graven
dig
gsm'en
shudder
guillotineren
guillotine
haken
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'shudder':

None found.