Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Groeperen (to group) conjugation

Dutch
10 examples

Conjugation of groeperen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
groepeer
I group
groepeert
you group
groepeert
he/she/it groups
groeperen
we group
groeperen
you all group
groeperen
they group
Present perfect tense
heb gegroepeerd
I have grouped
hebt gegroepeerd
you have grouped
heeft gegroepeerd
he/she/it has grouped
hebben gegroepeerd
we have grouped
hebben gegroepeerd
you all have grouped
hebben gegroepeerd
they have grouped
Past tense
groepeerde
I grouped
groepeerde
you grouped
groepeerde
he/she/it grouped
groepeerden
we grouped
groepeerden
you all grouped
groepeerden
they grouped
Future tense
zal groeperen
I will group
zult groeperen
you will group
zal groeperen
he/she/it will group
zullen groeperen
we will group
zullen groeperen
you all will group
zullen groeperen
they will group
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou groeperen
I would group
zou groeperen
you would group
zou groeperen
he/she/it would group
zouden groeperen
we would group
zouden groeperen
you all would group
zouden groeperen
they would group
Subjunctive mood
groepere
I group
groepere
you group
groepere
he/she/it group
groepere
we group
groepere
you all group
groepere
they group
Past perfect tense
had gegroepeerd
I had grouped
had gegroepeerd
you had grouped
had gegroepeerd
he/she/it had grouped
hadden gegroepeerd
we had grouped
hadden gegroepeerd
you all had grouped
hadden gegroepeerd
they had grouped
Future perf.
zal gegroepeerd hebben
I will have grouped
zal gegroepeerd hebben
you will have grouped
zal gegroepeerd hebben
he/she/it will have grouped
zullen gegroepeerd hebben
we will have grouped
zullen gegroepeerd hebben
you all will have grouped
zullen gegroepeerd hebben
they will have grouped
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegroepeerd hebben
I would have grouped
zou gegroepeerd hebben
you would have grouped
zou gegroepeerd hebben
he/she/it would have grouped
zouden gegroepeerd hebben
we would have grouped
zouden gegroepeerd hebben
you all would have grouped
zouden gegroepeerd hebben
they would have grouped
Du
Ihr
Imperative mood
groepeer
group
groepeert
group

Examples of groeperen

Example in DutchTranslation in English
- De Engelen groeperen zich nog steeds.The Angels are still grouping.
- Ze groeperen, wat op zich geen probleem is, omdat we hem morgen vrijlaten.It's just grouping, which won't be a problem After we set him free tomorrow.
Bij elkaar passen, gelijkenis, sorteren, bestellen en groeperen.Matching, likeness, sorting, ordering, and grouping.
CHIMPANSEES Als we zorgvuldig zijn met het groeperen, kunnen we in elk van deze stallen een verschillend ras plaatsen.If we're careful about what we group together, we can have a different breed in every one of these stables.
Compagnie, groeperen.Company, group!
- Ze zijn niet gegroepeerd.They're not grouped together.
Deze krabbels zijn gegroepeerd in priem getallen.These scratches are grouped in prime numbers.
Er hebben altijd al spoken in de machine gezeten willekeurige stukjes programma die zich hebben gegroepeerd om onverwachte protocollen te vormen.There have always been ghosts in the machine. Random segments of code that have grouped together to form unexpected protocols.
Hun organen zijn niet verspreid, maar gegroepeerd.Their organs are not spread out, but grouped together.
Hun prooi zijn nu in de open en samen gegroepeerd voor de veiligheid.Their prey are now in the open and grouped together for safety.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

grosseren
base

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'group':

None found.