Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Goeddunken (to do) conjugation

Dutch
3 examples
Hij/Zij/Het
Present tense
dunkt goed
Present perfect tense
heeft goedgedocht
Past tense
docht goed
Future tense
zal goeddunken
Hij/Zij/Het
Conditional mood
zou goeddunken
Subjunctive mood
dunke goed
Past perfect tense
had goedgedocht
Future perf.
zal goedgedocht hebben
Hij/Zij/Het
Conditional perfect tense
zou goedgedocht hebben
Du
Ihr
Imperative mood
-
-

Examples of goeddunken

Example in DutchTranslation in English
goeddunken
Handel evenwel naar jouw goeddunken, als vriendschap je niet beweegt te komen, laat dan ook mijn brief dat niet doen.		"Notwithstanding, use your pleasure - "if love do not persuade you to come, let not my letter."
Handelt u maar naar goeddunken.You do the same.
Wij bogen de stad naar nationaal goeddunken, zoals ik ook zal doen met Cheyenne... met of zonder de hulp van Thomas Durant.We bent the city to the national will, as I intend to do in Cheyenne... With or without the help of Thomas Durant.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

gereedmaken
do
geworden
become
gidsen
do
gieren
yaw
gladkammen
smooth ridges
gladscheren
shave
gniffelen
do
goeddoen
do well
goedhouden
good love
grabben
grab

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.