Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Genieten (to generalize) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
geniet
geniet
geniet
genieten
genieten
genieten
Present perfect tense
heb genoten
hebt genoten
heeft genoten
hebben genoten
hebben genoten
hebben genoten
Past tense
genoot
genoot
genoot
genoten
genoten
genoten
Future tense
zal genieten
zult genieten
zal genieten
zullen genieten
zullen genieten
zullen genieten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou genieten
zou genieten
zou genieten
zouden genieten
zouden genieten
zouden genieten
Subjunctive mood
geniete
geniete
geniete
geniete
geniete
geniete
Past perfect tense
had genoten
had genoten
had genoten
hadden genoten
hadden genoten
hadden genoten
Future perf.
zal genoten hebben
zal genoten hebben
zal genoten hebben
zullen genoten hebben
zullen genoten hebben
zullen genoten hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou genoten hebben
zou genoten hebben
zou genoten hebben
zouden genoten hebben
zouden genoten hebben
zouden genoten hebben
Du
Ihr
Imperative mood
geniet
geniet

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

nagenieten
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'generalize':

None found.