Gelijktrekken (to reconcile) conjugation

Dutch

Conjugation of gelijktrekken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
trek gelijk
I reconcile
trekt gelijk
you reconcile
trekt gelijk
he/she/it reconciles
trekken gelijk
we reconcile
trekken gelijk
you all reconcile
trekken gelijk
they reconcile
Present perfect tense
heb gelijkgetrokken
I have reconciled
hebt gelijkgetrokken
you have reconciled
heeft gelijkgetrokken
he/she/it has reconciled
hebben gelijkgetrokken
we have reconciled
hebben gelijkgetrokken
you all have reconciled
hebben gelijkgetrokken
they have reconciled
Past tense
trok gelijk
I reconciled
trok gelijk
you reconciled
trok gelijk
he/she/it reconciled
trokken gelijk
we reconciled
trokken gelijk
you all reconciled
trokken gelijk
they reconciled
Future tense
zal gelijktrekken
I will reconcile
zult gelijktrekken
you will reconcile
zal gelijktrekken
he/she/it will reconcile
zullen gelijktrekken
we will reconcile
zullen gelijktrekken
you all will reconcile
zullen gelijktrekken
they will reconcile
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou gelijktrekken
I would reconcile
zou gelijktrekken
you would reconcile
zou gelijktrekken
he/she/it would reconcile
zouden gelijktrekken
we would reconcile
zouden gelijktrekken
you all would reconcile
zouden gelijktrekken
they would reconcile
Subjunctive mood
trekke gelijk
I reconcile
trekke gelijk
you reconcile
trekke gelijk
he/she/it reconcile
trekke gelijk
we reconcile
trekke gelijk
you all reconcile
trekke gelijk
they reconcile
Past perfect tense
had gelijkgetrokken
I had reconciled
had gelijkgetrokken
you had reconciled
had gelijkgetrokken
he/she/it had reconciled
hadden gelijkgetrokken
we had reconciled
hadden gelijkgetrokken
you all had reconciled
hadden gelijkgetrokken
they had reconciled
Future perf.
zal gelijkgetrokken hebben
I will have reconciled
zal gelijkgetrokken hebben
you will have reconciled
zal gelijkgetrokken hebben
he/she/it will have reconciled
zullen gelijkgetrokken hebben
we will have reconciled
zullen gelijkgetrokken hebben
you all will have reconciled
zullen gelijkgetrokken hebben
they will have reconciled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gelijkgetrokken hebben
I would have reconciled
zou gelijkgetrokken hebben
you would have reconciled
zou gelijkgetrokken hebben
he/she/it would have reconciled
zouden gelijkgetrokken hebben
we would have reconciled
zouden gelijkgetrokken hebben
you all would have reconciled
zouden gelijkgetrokken hebben
they would have reconciled
Present bijzin tense
gelijktrek
I reconcile
gelijktrekt
you reconcile
gelijktrekt
he/she/it reconciles
gelijktrekken
we reconcile
gelijktrekken
you all reconcile
gelijktrekken
they reconcile
Past bijzin tense
gelijktrok
I reconciled
gelijktrok
you reconciled
gelijktrok
he/she/it reconciled
gelijktrokken
we reconciled
gelijktrokken
you all reconciled
gelijktrokken
they reconciled
Future bijzin tense
zal gelijktrekken
I will reconcile
zult gelijktrekken
you will reconcile
zal gelijktrekken
he/she/it will reconcile
zullen gelijktrekken
we will reconcile
zullen gelijktrekken
you all will reconcile
zullen gelijktrekken
they will reconcile
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou gelijktrekken
I would reconcile
zou gelijktrekken
you would reconcile
zou gelijktrekken
he/she/it would reconcile
zouden gelijktrekken
we would reconcile
zouden gelijktrekken
you all would reconcile
zouden gelijktrekken
they would reconcile
Subjunctive bijzin mood
gelijktrekke
I reconcile
gelijktrekke
you reconcile
gelijktrekke
he/she/it reconcile
gelijktrekke
we reconcile
gelijktrekke
you all reconcile
gelijktrekke
they reconcile
Du
Ihr
Imperative mood
trek gelijk
reconcile
trekt gelijk
reconcile

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

frutselen
fiddle
fulmineren
junket
gallen
do
gedenken
recall
gelijkbreien
equal knitting
gelijkliggen
flush
gelijkstemmen
equal votes
gelijkzetten
adjust
geren
do
gevoelen
feel

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'reconcile':

None found.
Learning languages?