Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Gelijkliggen (to flush) conjugation

Dutch

Conjugation of gelijkliggen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lig gelijk
I flush
ligt gelijk
you flush
ligt gelijk
he/she/it flushes
liggen gelijk
we flush
liggen gelijk
you all flush
liggen gelijk
they flush
Present perfect tense
heb gelijkgelegen
I have flushed
hebt gelijkgelegen
you have flushed
heeft gelijkgelegen
he/she/it has flushed
hebben gelijkgelegen
we have flushed
hebben gelijkgelegen
you all have flushed
hebben gelijkgelegen
they have flushed
Past tense
lag gelijk
I flushed
lag gelijk
you flushed
lag gelijk
he/she/it flushed
lagen gelijk
we flushed
lagen gelijk
you all flushed
lagen gelijk
they flushed
Future tense
zal gelijkliggen
I will flush
zult gelijkliggen
you will flush
zal gelijkliggen
he/she/it will flush
zullen gelijkliggen
we will flush
zullen gelijkliggen
you all will flush
zullen gelijkliggen
they will flush
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou gelijkliggen
I would flush
zou gelijkliggen
you would flush
zou gelijkliggen
he/she/it would flush
zouden gelijkliggen
we would flush
zouden gelijkliggen
you all would flush
zouden gelijkliggen
they would flush
Subjunctive mood
ligge gelijk
I flush
ligge gelijk
you flush
ligge gelijk
he/she/it flush
ligge gelijk
we flush
ligge gelijk
you all flush
ligge gelijk
they flush
Past perfect tense
had gelijkgelegen
I had flushed
had gelijkgelegen
you had flushed
had gelijkgelegen
he/she/it had flushed
hadden gelijkgelegen
we had flushed
hadden gelijkgelegen
you all had flushed
hadden gelijkgelegen
they had flushed
Future perf.
zal gelijkgelegen hebben
I will have flushed
zal gelijkgelegen hebben
you will have flushed
zal gelijkgelegen hebben
he/she/it will have flushed
zullen gelijkgelegen hebben
we will have flushed
zullen gelijkgelegen hebben
you all will have flushed
zullen gelijkgelegen hebben
they will have flushed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gelijkgelegen hebben
I would have flushed
zou gelijkgelegen hebben
you would have flushed
zou gelijkgelegen hebben
he/she/it would have flushed
zouden gelijkgelegen hebben
we would have flushed
zouden gelijkgelegen hebben
you all would have flushed
zouden gelijkgelegen hebben
they would have flushed
Present bijzin tense
gelijklig
I flush
gelijkligt
you flush
gelijkligt
he/she/it flushes
gelijkliggen
we flush
gelijkliggen
you all flush
gelijkliggen
they flush
Past bijzin tense
gelijklag
I flushed
gelijklag
you flushed
gelijklag
he/she/it flushed
gelijklagen
we flushed
gelijklagen
you all flushed
gelijklagen
they flushed
Future bijzin tense
zal gelijkliggen
I will flush
zult gelijkliggen
you will flush
zal gelijkliggen
he/she/it will flush
zullen gelijkliggen
we will flush
zullen gelijkliggen
you all will flush
zullen gelijkliggen
they will flush
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou gelijkliggen
I would flush
zou gelijkliggen
you would flush
zou gelijkliggen
he/she/it would flush
zouden gelijkliggen
we would flush
zouden gelijkliggen
you all would flush
zouden gelijkliggen
they would flush
Subjunctive bijzin mood
gelijkligge
I flush
gelijkligge
you flush
gelijkligge
he/she/it flush
gelijkligge
we flush
gelijkligge
you all flush
gelijkligge
they flush
Du
Ihr
Imperative mood
lig gelijk
flush
ligt gelijk
flush

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

galopperen
gallop
gedenken
recall
gedragen
behave
gelden
do
gelijkknippen
right cut
gelijkkomen
flush
gelijklopen
run parallel
gevangennemen
capture
gevangenzitten
be imprisoned
gewaarworden
sense

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'flush':

None found.