Foerageren (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of foerageren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
foerageer
I do
foerageert
you do
foerageert
he/she/it does
foerageren
we do
foerageren
you all do
foerageren
they do
Present perfect tense
heb gefoerageerd
I have done
hebt gefoerageerd
you have done
heeft gefoerageerd
he/she/it has done
hebben gefoerageerd
we have done
hebben gefoerageerd
you all have done
hebben gefoerageerd
they have done
Past tense
foerageerde
I did
foerageerde
you did
foerageerde
he/she/it did
foerageerden
we did
foerageerden
you all did
foerageerden
they did
Future tense
zal foerageren
I will do
zult foerageren
you will do
zal foerageren
he/she/it will do
zullen foerageren
we will do
zullen foerageren
you all will do
zullen foerageren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou foerageren
I would do
zou foerageren
you would do
zou foerageren
he/she/it would do
zouden foerageren
we would do
zouden foerageren
you all would do
zouden foerageren
they would do
Subjunctive mood
foeragere
I do
foeragere
you do
foeragere
he/she/it do
foeragere
we do
foeragere
you all do
foeragere
they do
Past perfect tense
had gefoerageerd
I had done
had gefoerageerd
you had done
had gefoerageerd
he/she/it had done
hadden gefoerageerd
we had done
hadden gefoerageerd
you all had done
hadden gefoerageerd
they had done
Future perf.
zal gefoerageerd hebben
I will have done
zal gefoerageerd hebben
you will have done
zal gefoerageerd hebben
he/she/it will have done
zullen gefoerageerd hebben
we will have done
zullen gefoerageerd hebben
you all will have done
zullen gefoerageerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefoerageerd hebben
I would have done
zou gefoerageerd hebben
you would have done
zou gefoerageerd hebben
he/she/it would have done
zouden gefoerageerd hebben
we would have done
zouden gefoerageerd hebben
you all would have done
zouden gefoerageerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
foerageer
do
foerageert
do

Examples of foerageren

Example in DutchTranslation in English
Eindelijk beginnen de jonge dieren zich te bekwamen in het foerageren.At last, the youngsters get down to learning the art of foraging.
Enorm afrodisiacum, otters, of zoiets, toch, omdat vroeger of later, daar gaan ze, twee aan twee, foerageren op hun eigen.Tremendous aphrodisiac, otters, or something, anyway, cos sooner or later, up they'd go, two by two, for a little forage on their own.
Het jong hoeft niet te foerageren. Hij leeft nog van moedermelk, al probeert hij haar wel na te doen.Only two months old, the calf doesn't need to eat - he is still living off his mother's milk - but it doesn't stop him trying to imitate her.
Maar ze zijn hier niet op hun gemak... en foerageren hier hooguit een paar uur en keren dan terug naar het woud.But they don't feel comfortable in the open grasslands, so only forage for a few hours at a time before returning to the forest.
Onder hun staart kunnen ze blijven foerageren terwijl de zon hoog staat.Under the shadow of their fluffy tails, they can resume foraging while the sun is still high in the sky.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

fĂȘteren
do
fijfelen
do
flansen
slap together
flitsen
flash
fluoresceren
fluoresce
foefelen
do
foeteren
groan
formatteren
format
fourneren
furnish
frunniken
fidget

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?