Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Fiscaliseren (to tax relief) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fiscaliseer
fiscaliseert
fiscaliseert
fiscaliseren
fiscaliseren
fiscaliseren
Present perfect tense
heb gefiscaliseerd
hebt gefiscaliseerd
heeft gefiscaliseerd
hebben gefiscaliseerd
hebben gefiscaliseerd
hebben gefiscaliseerd
Past tense
fiscaliseerde
fiscaliseerde
fiscaliseerde
fiscaliseerden
fiscaliseerden
fiscaliseerden
Future tense
zal fiscaliseren
zult fiscaliseren
zal fiscaliseren
zullen fiscaliseren
zullen fiscaliseren
zullen fiscaliseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou fiscaliseren
zou fiscaliseren
zou fiscaliseren
zouden fiscaliseren
zouden fiscaliseren
zouden fiscaliseren
Subjunctive mood
fiscalisere
fiscalisere
fiscalisere
fiscalisere
fiscalisere
fiscalisere
Past perfect tense
had gefiscaliseerd
had gefiscaliseerd
had gefiscaliseerd
hadden gefiscaliseerd
hadden gefiscaliseerd
hadden gefiscaliseerd
Future perf.
zal gefiscaliseerd hebben
zal gefiscaliseerd hebben
zal gefiscaliseerd hebben
zullen gefiscaliseerd hebben
zullen gefiscaliseerd hebben
zullen gefiscaliseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefiscaliseerd hebben
zou gefiscaliseerd hebben
zou gefiscaliseerd hebben
zouden gefiscaliseerd hebben
zouden gefiscaliseerd hebben
zouden gefiscaliseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
fiscaliseer
fiscaliseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'tax relief':

None found.