Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Factureren (to invoice) conjugation

Dutch
5 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
factureer
factureert
factureert
factureren
factureren
factureren
Present perfect tense
heb gefactureerd
hebt gefactureerd
heeft gefactureerd
hebben gefactureerd
hebben gefactureerd
hebben gefactureerd
Past tense
factureerde
factureerde
factureerde
factureerden
factureerden
factureerden
Future tense
zal factureren
zult factureren
zal factureren
zullen factureren
zullen factureren
zullen factureren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou factureren
zou factureren
zou factureren
zouden factureren
zouden factureren
zouden factureren
Subjunctive mood
facturere
facturere
facturere
facturere
facturere
facturere
Past perfect tense
had gefactureerd
had gefactureerd
had gefactureerd
hadden gefactureerd
hadden gefactureerd
hadden gefactureerd
Future perf.
zal gefactureerd hebben
zal gefactureerd hebben
zal gefactureerd hebben
zullen gefactureerd hebben
zullen gefactureerd hebben
zullen gefactureerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefactureerd hebben
zou gefactureerd hebben
zou gefactureerd hebben
zouden gefactureerd hebben
zouden gefactureerd hebben
zouden gefactureerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
factureer
factureert

Examples of factureren

Example in DutchTranslation in English
factureren
Dus ga ik nu naar mijn kantoor om je te factureren.		So, I'll get my office to invoice you.
Zal ik 20 dollar bij Brad factureren of moet ik daarvoor bij jou zijn?Well, I mean, should I contact Brad for my 20 bills and invoice him, or should I go to you, or...
factureert
Je factureert waarschijnlijk op een of andere manier.		You probably invoice in some way.
Nee, dat was al gefactureerd.- No, that's was already invoiced.
factureerde
De krantenboer leende me een brandblusser, en factureerde £75 om zijn brandblusser te vervangen.		The newsagent I borrowed the fire extinguisher off has invoiced me, personally, for £75. To replace his fire extinguisher.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

echten
do
etaleren
aestheticise
eten
eat
expliqueren
explicate
extrapoleren
do
faciliteren
do
failleren
bankrupt
fêteren
do
fezelen
do
ficheren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'invoice':

None found.