Faciliteren (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of faciliteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
faciliteer
I do
faciliteert
you do
faciliteert
he/she/it does
faciliteren
we do
faciliteren
you all do
faciliteren
they do
Present perfect tense
heb gefaciliteerd
I have done
hebt gefaciliteerd
you have done
heeft gefaciliteerd
he/she/it has done
hebben gefaciliteerd
we have done
hebben gefaciliteerd
you all have done
hebben gefaciliteerd
they have done
Past tense
faciliteerde
I did
faciliteerde
you did
faciliteerde
he/she/it did
faciliteerden
we did
faciliteerden
you all did
faciliteerden
they did
Future tense
zal faciliteren
I will do
zult faciliteren
you will do
zal faciliteren
he/she/it will do
zullen faciliteren
we will do
zullen faciliteren
you all will do
zullen faciliteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou faciliteren
I would do
zou faciliteren
you would do
zou faciliteren
he/she/it would do
zouden faciliteren
we would do
zouden faciliteren
you all would do
zouden faciliteren
they would do
Subjunctive mood
facilitere
I do
facilitere
you do
facilitere
he/she/it do
facilitere
we do
facilitere
you all do
facilitere
they do
Past perfect tense
had gefaciliteerd
I had done
had gefaciliteerd
you had done
had gefaciliteerd
he/she/it had done
hadden gefaciliteerd
we had done
hadden gefaciliteerd
you all had done
hadden gefaciliteerd
they had done
Future perf.
zal gefaciliteerd hebben
I will have done
zal gefaciliteerd hebben
you will have done
zal gefaciliteerd hebben
he/she/it will have done
zullen gefaciliteerd hebben
we will have done
zullen gefaciliteerd hebben
you all will have done
zullen gefaciliteerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefaciliteerd hebben
I would have done
zou gefaciliteerd hebben
you would have done
zou gefaciliteerd hebben
he/she/it would have done
zouden gefaciliteerd hebben
we would have done
zouden gefaciliteerd hebben
you all would have done
zouden gefaciliteerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
faciliteer
do
faciliteert
do

Examples of faciliteren

Example in DutchTranslation in English
Een rank C2 junior veld officier die legale paspoorten kan faciliteren naar het buitenland.A C2-ranked junior field officer who can source clean passports in a foreign city. That's impressive. - What are you doing, Harry?
Wat ik graag zou doen is een dialoog tussen jullie faciliteren.What I'd like to do here is maybe help facilitate a dialogue.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?