Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Evaporeren (to evacuate) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
evaporeer
evaporeert
evaporeert
evaporeren
evaporeren
evaporeren
Present perfect tense
ben geëvaporeerd
bent geëvaporeerd
is geëvaporeerd
zijn geëvaporeerd
zijn geëvaporeerd
zijn geëvaporeerd
Past tense
evaporeerde
evaporeerde
evaporeerde
evaporeerden
evaporeerden
evaporeerden
Future tense
zal evaporeren
zult evaporeren
zal evaporeren
zullen evaporeren
zullen evaporeren
zullen evaporeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou evaporeren
zou evaporeren
zou evaporeren
zouden evaporeren
zouden evaporeren
zouden evaporeren
Subjunctive mood
evaporere
evaporere
evaporere
evaporere
evaporere
evaporere
Past perfect tense
was geëvaporeerd
was geëvaporeerd
was geëvaporeerd
waren geëvaporeerd
waren geëvaporeerd
waren geëvaporeerd
Future perf.
zal geëvaporeerd zijn
zal geëvaporeerd zijn
zal geëvaporeerd zijn
zullen geëvaporeerd zijn
zullen geëvaporeerd zijn
zullen geëvaporeerd zijn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëvaporeerd zijn
zou geëvaporeerd zijn
zou geëvaporeerd zijn
zouden geëvaporeerd zijn
zouden geëvaporeerd zijn
zouden geëvaporeerd zijn
Du
Ihr
Imperative mood
evaporeer
evaporeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

droogmaken
dry
duren
last
enthousiasmeren
entertain
essayeren
do
etaleren
aestheticise
eten
eat
evangeliseren
evacuate
evenaren
match
executeren
excuse
exploiteren
exploit

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'evacuate':

None found.