Etiketteren (to label) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of etiketteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
etiketteer
I label
etiketteert
you label
etiketteert
he/she/it labels
etiketteren
we label
etiketteren
you all label
etiketteren
they label
Present perfect tense
heb geëtiketteerd
I have labelled
hebt geëtiketteerd
you have labelled
heeft geëtiketteerd
he/she/it has labelled
hebben geëtiketteerd
we have labelled
hebben geëtiketteerd
you all have labelled
hebben geëtiketteerd
they have labelled
Past tense
etiketteerde
I labelled
etiketteerde
you labelled
etiketteerde
he/she/it labelled
etiketteerden
we labelled
etiketteerden
you all labelled
etiketteerden
they labelled
Future tense
zal etiketteren
I will label
zult etiketteren
you will label
zal etiketteren
he/she/it will label
zullen etiketteren
we will label
zullen etiketteren
you all will label
zullen etiketteren
they will label
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou etiketteren
I would label
zou etiketteren
you would label
zou etiketteren
he/she/it would label
zouden etiketteren
we would label
zouden etiketteren
you all would label
zouden etiketteren
they would label
Subjunctive mood
etikettere
I label
etikettere
you label
etikettere
he/she/it label
etikettere
we label
etikettere
you all label
etikettere
they label
Past perfect tense
had geëtiketteerd
I had labelled
had geëtiketteerd
you had labelled
had geëtiketteerd
he/she/it had labelled
hadden geëtiketteerd
we had labelled
hadden geëtiketteerd
you all had labelled
hadden geëtiketteerd
they had labelled
Future perf.
zal geëtiketteerd hebben
I will have labelled
zal geëtiketteerd hebben
you will have labelled
zal geëtiketteerd hebben
he/she/it will have labelled
zullen geëtiketteerd hebben
we will have labelled
zullen geëtiketteerd hebben
you all will have labelled
zullen geëtiketteerd hebben
they will have labelled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëtiketteerd hebben
I would have labelled
zou geëtiketteerd hebben
you would have labelled
zou geëtiketteerd hebben
he/she/it would have labelled
zouden geëtiketteerd hebben
we would have labelled
zouden geëtiketteerd hebben
you all would have labelled
zouden geëtiketteerd hebben
they would have labelled
Du
Ihr
Imperative mood
etiketteer
label
etiketteert
label

Examples of etiketteren

Example in DutchTranslation in English
Als je 't gaat etiketteren, is dat de doodskus.You start putting labels on it, that's like the kiss of death.
Als we gekloond voedsel zouden etiketteren zou het van het publiek nooit een kans krijgen.If we were to label cloned food products, we'd never be given a fair chance by the american public.
Bij iemand onder de 18 kunnen we geen diagnose stellen van antisociaal, dus we etiketteren deze dader als een ontwikkeld psychopaat.We can't diagnose anyone under the age of 18 as antisocial, so we are labeling this unsub a budding psychopath.
Dat is nog het ergste. De FDA stelt het etiketteren van gekloond vlees niet eens verplicht.The FDA doesn't even require that the cloned stuff be labeled.
Hoe durf je me te etiketteren.Ohh, how dare you label me? !
Ja. Als het u raakt, probeer niet te bloeden op mijn pak, het is geëtiketteerd.When it pops you, try not to bleed on my suit, it's labelled.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'label':

None found.
Learning languages?