Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Entameren (to bring up) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
entameer
entameert
entameert
entameren
entameren
entameren
Present perfect tense
heb geëntameerd
hebt geëntameerd
heeft geëntameerd
hebben geëntameerd
hebben geëntameerd
hebben geëntameerd
Past tense
entameerde
entameerde
entameerde
entameerden
entameerden
entameerden
Future tense
zal entameren
zult entameren
zal entameren
zullen entameren
zullen entameren
zullen entameren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou entameren
zou entameren
zou entameren
zouden entameren
zouden entameren
zouden entameren
Subjunctive mood
entamere
entamere
entamere
entamere
entamere
entamere
Past perfect tense
had geëntameerd
had geëntameerd
had geëntameerd
hadden geëntameerd
hadden geëntameerd
hadden geëntameerd
Future perf.
zal geëntameerd hebben
zal geëntameerd hebben
zal geëntameerd hebben
zullen geëntameerd hebben
zullen geëntameerd hebben
zullen geëntameerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëntameerd hebben
zou geëntameerd hebben
zou geëntameerd hebben
zouden geëntameerd hebben
zouden geëntameerd hebben
zouden geëntameerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
entameer
entameert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

dwarrelen
whirl
dwepen
bother
effectueren
effectuate
eggen
harrow
eikelen
do
encanailleren
demeanself
ensceneren
stag
enten
inoculate
epateren
do
eruitzien
look

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'bring up':

None found.