Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Enerveren (to endorse) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
enerveer
enerveert
enerveert
enerveren
enerveren
enerveren
Present perfect tense
heb geënerveerd
hebt geënerveerd
heeft geënerveerd
hebben geënerveerd
hebben geënerveerd
hebben geënerveerd
Past tense
enerveerde
enerveerde
enerveerde
enerveerden
enerveerden
enerveerden
Future tense
zal enerveren
zult enerveren
zal enerveren
zullen enerveren
zullen enerveren
zullen enerveren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou enerveren
zou enerveren
zou enerveren
zouden enerveren
zouden enerveren
zouden enerveren
Subjunctive mood
enervere
enervere
enervere
enervere
enervere
enervere
Past perfect tense
had geënerveerd
had geënerveerd
had geënerveerd
hadden geënerveerd
hadden geënerveerd
hadden geënerveerd
Future perf.
zal geënerveerd hebben
zal geënerveerd hebben
zal geënerveerd hebben
zullen geënerveerd hebben
zullen geënerveerd hebben
zullen geënerveerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geënerveerd hebben
zou geënerveerd hebben
zou geënerveerd hebben
zouden geënerveerd hebben
zouden geënerveerd hebben
zouden geënerveerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
enerveer
enerveert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'endorse':

None found.