Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Encanailleren (to demeanself) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
encanailleer
encanailleert
encanailleert
encanailleren
encanailleren
encanailleren
Present perfect tense
heb geëncanailleerd
hebt geëncanailleerd
heeft geëncanailleerd
hebben geëncanailleerd
hebben geëncanailleerd
hebben geëncanailleerd
Past tense
encanailleerde
encanailleerde
encanailleerde
encanailleerden
encanailleerden
encanailleerden
Future tense
zal encanailleren
zult encanailleren
zal encanailleren
zullen encanailleren
zullen encanailleren
zullen encanailleren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou encanailleren
zou encanailleren
zou encanailleren
zouden encanailleren
zouden encanailleren
zouden encanailleren
Subjunctive mood
encanaillere
encanaillere
encanaillere
encanaillere
encanaillere
encanaillere
Past perfect tense
had geëncanailleerd
had geëncanailleerd
had geëncanailleerd
hadden geëncanailleerd
hadden geëncanailleerd
hadden geëncanailleerd
Future perf.
zal geëncanailleerd hebben
zal geëncanailleerd hebben
zal geëncanailleerd hebben
zullen geëncanailleerd hebben
zullen geëncanailleerd hebben
zullen geëncanailleerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëncanailleerd hebben
zou geëncanailleerd hebben
zou geëncanailleerd hebben
zouden geëncanailleerd hebben
zouden geëncanailleerd hebben
zouden geëncanailleerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
encanailleer
encanailleert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'demeanself':

None found.