Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Emanciperen (to enamel) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
emancipeer
emancipeert
emancipeert
emanciperen
emanciperen
emanciperen
Present perfect tense
heb geëmancipeerd
hebt geëmancipeerd
heeft geëmancipeerd
hebben geëmancipeerd
hebben geëmancipeerd
hebben geëmancipeerd
Past tense
emancipeerde
emancipeerde
emancipeerde
emancipeerden
emancipeerden
emancipeerden
Future tense
zal emanciperen
zult emanciperen
zal emanciperen
zullen emanciperen
zullen emanciperen
zullen emanciperen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou emanciperen
zou emanciperen
zou emanciperen
zouden emanciperen
zouden emanciperen
zouden emanciperen
Subjunctive mood
emancipere
emancipere
emancipere
emancipere
emancipere
emancipere
Past perfect tense
had geëmancipeerd
had geëmancipeerd
had geëmancipeerd
hadden geëmancipeerd
hadden geëmancipeerd
hadden geëmancipeerd
Future perf.
zal geëmancipeerd hebben
zal geëmancipeerd hebben
zal geëmancipeerd hebben
zullen geëmancipeerd hebben
zullen geëmancipeerd hebben
zullen geëmancipeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëmancipeerd hebben
zou geëmancipeerd hebben
zou geëmancipeerd hebben
zouden geëmancipeerd hebben
zouden geëmancipeerd hebben
zouden geëmancipeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
emancipeer
emancipeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

dreggen
dredge
duimelen
do
dwalen
err
dwarsen
do
emailleren
enamel
emaneren
enamel
entameren
bring up
enthousiasmeren
entertain
etaleren
aestheticise
etsen
etch

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'enamel':

None found.