Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Effectueren (to effectuate) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
effectueer
effectueert
effectueert
effectueren
effectueren
effectueren
Present perfect tense
heb geëffectueerd
hebt geëffectueerd
heeft geëffectueerd
hebben geëffectueerd
hebben geëffectueerd
hebben geëffectueerd
Past tense
effectueerde
effectueerde
effectueerde
effectueerden
effectueerden
effectueerden
Future tense
zal effectueren
zult effectueren
zal effectueren
zullen effectueren
zullen effectueren
zullen effectueren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou effectueren
zou effectueren
zou effectueren
zouden effectueren
zouden effectueren
zouden effectueren
Subjunctive mood
effectuere
effectuere
effectuere
effectuere
effectuere
effectuere
Past perfect tense
had geëffectueerd
had geëffectueerd
had geëffectueerd
hadden geëffectueerd
hadden geëffectueerd
hadden geëffectueerd
Future perf.
zal geëffectueerd hebben
zal geëffectueerd hebben
zal geëffectueerd hebben
zullen geëffectueerd hebben
zullen geëffectueerd hebben
zullen geëffectueerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëffectueerd hebben
zou geëffectueerd hebben
zou geëffectueerd hebben
zouden geëffectueerd hebben
zouden geëffectueerd hebben
zouden geëffectueerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
effectueer
effectueert

Examples of effectueren

Example in DutchTranslation in English
Ik moest de koop effectueren, meer niet.The deal was for me to effectuate the purchase of these houses, period.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

douwen
bash
dunken
please
dunnen
thin
dwarsliggen
do
echoën
echo
eesten
kiln
effenen
level
eigenen
do
eleveren
elevate
erkennen
recognize

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'effectuate':

None found.