Echelonneren (to echelon honor) conjugation

Dutch

Conjugation of echelonneren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
echelonneer
I echelon honor
echelonneert
you echelon honor
echelonneert
he/she/it echelons honor
echelonneren
we echelon honor
echelonneren
you all echelon honor
echelonneren
they echelon honor
Present perfect tense
heb geëchelonneerd
I have echeloned honor
hebt geëchelonneerd
you have echeloned honor
heeft geëchelonneerd
he/she/it has echeloned honor
hebben geëchelonneerd
we have echeloned honor
hebben geëchelonneerd
you all have echeloned honor
hebben geëchelonneerd
they have echeloned honor
Past tense
echelonneerde
I echeloned honor
echelonneerde
you echeloned honor
echelonneerde
he/she/it echeloned honor
echelonneerden
we echeloned honor
echelonneerden
you all echeloned honor
echelonneerden
they echeloned honor
Future tense
zal echelonneren
I will echelon honor
zult echelonneren
you will echelon honor
zal echelonneren
he/she/it will echelon honor
zullen echelonneren
we will echelon honor
zullen echelonneren
you all will echelon honor
zullen echelonneren
they will echelon honor
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou echelonneren
I would echelon honor
zou echelonneren
you would echelon honor
zou echelonneren
he/she/it would echelon honor
zouden echelonneren
we would echelon honor
zouden echelonneren
you all would echelon honor
zouden echelonneren
they would echelon honor
Subjunctive mood
echelonnere
I echelon honor
echelonnere
you echelon honor
echelonnere
he/she/it echelon honor
echelonnere
we echelon honor
echelonnere
you all echelon honor
echelonnere
they echelon honor
Past perfect tense
had geëchelonneerd
I had echeloned honor
had geëchelonneerd
you had echeloned honor
had geëchelonneerd
he/she/it had echeloned honor
hadden geëchelonneerd
we had echeloned honor
hadden geëchelonneerd
you all had echeloned honor
hadden geëchelonneerd
they had echeloned honor
Future perf.
zal geëchelonneerd hebben
I will have echeloned honor
zal geëchelonneerd hebben
you will have echeloned honor
zal geëchelonneerd hebben
he/she/it will have echeloned honor
zullen geëchelonneerd hebben
we will have echeloned honor
zullen geëchelonneerd hebben
you all will have echeloned honor
zullen geëchelonneerd hebben
they will have echeloned honor
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëchelonneerd hebben
I would have echeloned honor
zou geëchelonneerd hebben
you would have echeloned honor
zou geëchelonneerd hebben
he/she/it would have echeloned honor
zouden geëchelonneerd hebben
we would have echeloned honor
zouden geëchelonneerd hebben
you all would have echeloned honor
zouden geëchelonneerd hebben
they would have echeloned honor
Du
Ihr
Imperative mood
echelonneer
echelon honor
echelonneert
echelon honor

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

doorwarmen
do
dunken
please
dwarrelen
whirl
dwarszitten
bother
ebaucheren
do
ecarteren
do
echoën
echo
eenendertigen
do
emaneren
enamel
entertainen
entertain

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'echelon honor':

None found.
Learning languages?