Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Dubbelchecken (to double check) conjugation

Dutch
6 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
dubbelcheck
dubbelcheckt
dubbelcheckt
dubbelchecken
dubbelchecken
dubbelchecken
Present perfect tense
heb gedubbelcheckt
hebt gedubbelcheckt
heeft gedubbelcheckt
hebben gedubbelcheckt
hebben gedubbelcheckt
hebben gedubbelcheckt
Past tense
dubbelcheckte
dubbelcheckte
dubbelcheckte
dubbelcheckten
dubbelcheckten
dubbelcheckten
Future tense
zal dubbelchecken
zult dubbelchecken
zal dubbelchecken
zullen dubbelchecken
zullen dubbelchecken
zullen dubbelchecken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou dubbelchecken
zou dubbelchecken
zou dubbelchecken
zouden dubbelchecken
zouden dubbelchecken
zouden dubbelchecken
Subjunctive mood
dubbelchecke
dubbelchecke
dubbelchecke
dubbelchecke
dubbelchecke
dubbelchecke
Past perfect tense
had gedubbelcheckt
had gedubbelcheckt
had gedubbelcheckt
hadden gedubbelcheckt
hadden gedubbelcheckt
hadden gedubbelcheckt
Future perf.
zal gedubbelcheckt hebben
zal gedubbelcheckt hebben
zal gedubbelcheckt hebben
zullen gedubbelcheckt hebben
zullen gedubbelcheckt hebben
zullen gedubbelcheckt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedubbelcheckt hebben
zou gedubbelcheckt hebben
zou gedubbelcheckt hebben
zouden gedubbelcheckt hebben
zouden gedubbelcheckt hebben
zouden gedubbelcheckt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
dubbelcheck
dubbelcheckt

Examples of dubbelchecken

Example in DutchTranslation in English
- Ik ga het gewoon dubbelchecken.- I'm just going to double check it.
Ik belde om te dubbelchecken over die Bieberhole gast.Oh, nothing. Hey, I was just calling to double check about that bieberhole guy.
Ik ga nog eens bij de Costa Ricaanse autoriteiten dubbelchecken en bij de ontwenningskliniek, ok?I'm gonna go double check with the Costa Rican authorities and the rehab center, all right?
Ja, mevrouw, om onze bevindingen te dubbelchecken.Yes, ma'am, to double check our findings.
- Ik dubbelcheck het alleen.- I am just double checking.
Odyssey, dubbelcheck terugkeerprocedures... na afstoot van de LEM, over 30 seconden.Okay, Odyssey, l want to double check some reentry procedures... right after we jettison the LEM, which is coming up in 30 seconds.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

doven
extinguish
draaien
turn
draperen
drape
dresseren
break
drevelen
do
driegen
do
druppen
drip
dubbeldippen
double dipping
duelleren
duel
economiseren
economize

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'double check':

None found.