Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Doorwarmen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
doorwarm
doorwarmt
doorwarmt
doorwarmen
doorwarmen
doorwarmen
Present perfect tense
heb doorwarmd
hebt doorwarmd
heeft doorwarmd
hebben doorwarmd
hebben doorwarmd
hebben doorwarmd
Past tense
doorwarmde
doorwarmde
doorwarmde
doorwarmden
doorwarmden
doorwarmden
Future tense
zal doorwarmen
zult doorwarmen
zal doorwarmen
zullen doorwarmen
zullen doorwarmen
zullen doorwarmen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou doorwarmen
zou doorwarmen
zou doorwarmen
zouden doorwarmen
zouden doorwarmen
zouden doorwarmen
Subjunctive mood
doorwarme
doorwarme
doorwarme
doorwarme
doorwarme
doorwarme
Past perfect tense
had doorwarmd
had doorwarmd
had doorwarmd
hadden doorwarmd
hadden doorwarmd
hadden doorwarmd
Future perf.
zal doorwarmd hebben
zal doorwarmd hebben
zal doorwarmd hebben
zullen doorwarmd hebben
zullen doorwarmd hebben
zullen doorwarmd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou doorwarmd hebben
zou doorwarmd hebben
zou doorwarmd hebben
zouden doorwarmd hebben
zouden doorwarmd hebben
zouden doorwarmd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
doorwarm
doorwarmt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

doorwaaien
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.