Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Doorstorten (to do) conjugation

Dutch
5 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stort door
stort door
stort door
storten door
storten door
storten door
Present perfect tense
heb doorgestort
hebt doorgestort
heeft doorgestort
hebben doorgestort
hebben doorgestort
hebben doorgestort
Past tense
stortte door
stortte door
stortte door
stortten door
stortten door
stortten door
Future tense
zal doorstorten
zult doorstorten
zal doorstorten
zullen doorstorten
zullen doorstorten
zullen doorstorten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou doorstorten
zou doorstorten
zou doorstorten
zouden doorstorten
zouden doorstorten
zouden doorstorten
Subjunctive mood
storte door
storte door
storte door
storte door
storte door
storte door
Past perfect tense
had doorgestort
had doorgestort
had doorgestort
hadden doorgestort
hadden doorgestort
hadden doorgestort
Future perf.
zal doorgestort hebben
zal doorgestort hebben
zal doorgestort hebben
zullen doorgestort hebben
zullen doorgestort hebben
zullen doorgestort hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou doorgestort hebben
zou doorgestort hebben
zou doorgestort hebben
zouden doorgestort hebben
zouden doorgestort hebben
zouden doorgestort hebben
Present bijzin tense
doorstort
doorstort
doorstort
doorstorten
doorstorten
doorstorten
Past bijzin tense
doorstortte
doorstortte
doorstortte
doorstortten
doorstortten
doorstortten
Future bijzin tense
zal doorstorten
zult doorstorten
zal doorstorten
zullen doorstorten
zullen doorstorten
zullen doorstorten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou doorstorten
zou doorstorten
zou doorstorten
zouden doorstorten
zouden doorstorten
zouden doorstorten
Subjunctive bijzin mood
doorstorte
doorstorte
doorstorte
doorstorte
doorstorte
doorstorte
Du
Ihr
Imperative mood
stort door
stort

Examples of doorstorten

Example in DutchTranslation in English
't Vliegtuig stort neer!The plane's going down!
- Dat huis stort in.~ That building's coming down!
- Dokter, ik stort helemaal in.Doc, I am melting down.
- En er stort een miljardenindustrie in.And the bottom would fall out of a billion-dollar industry.
- Eén stort neer, op 2 uur.Somebody's going down, 2 o'clock.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

doorstarten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.