Dooreenhaspelen (to jumble) conjugation

Dutch

Conjugation of dooreenhaspelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
haspel dooreen
I jumble
haspelt dooreen
you jumble
haspelt dooreen
he/she/it jumbles
haspelen dooreen
we jumble
haspelen dooreen
you all jumble
haspelen dooreen
they jumble
Present perfect tense
heb dooreengehaspeld
I have jumbled
hebt dooreengehaspeld
you have jumbled
heeft dooreengehaspeld
he/she/it has jumbled
hebben dooreengehaspeld
we have jumbled
hebben dooreengehaspeld
you all have jumbled
hebben dooreengehaspeld
they have jumbled
Past tense
haspelde dooreen
I jumbled
haspelde dooreen
you jumbled
haspelde dooreen
he/she/it jumbled
haspelden dooreen
we jumbled
haspelden dooreen
you all jumbled
haspelden dooreen
they jumbled
Future tense
zal dooreenhaspelen
I will jumble
zult dooreenhaspelen
you will jumble
zal dooreenhaspelen
he/she/it will jumble
zullen dooreenhaspelen
we will jumble
zullen dooreenhaspelen
you all will jumble
zullen dooreenhaspelen
they will jumble
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou dooreenhaspelen
I would jumble
zou dooreenhaspelen
you would jumble
zou dooreenhaspelen
he/she/it would jumble
zouden dooreenhaspelen
we would jumble
zouden dooreenhaspelen
you all would jumble
zouden dooreenhaspelen
they would jumble
Subjunctive mood
haspele dooreen
I jumble
haspele dooreen
you jumble
haspele dooreen
he/she/it jumble
haspele dooreen
we jumble
haspele dooreen
you all jumble
haspele dooreen
they jumble
Past perfect tense
had dooreengehaspeld
I had jumbled
had dooreengehaspeld
you had jumbled
had dooreengehaspeld
he/she/it had jumbled
hadden dooreengehaspeld
we had jumbled
hadden dooreengehaspeld
you all had jumbled
hadden dooreengehaspeld
they had jumbled
Future perf.
zal dooreengehaspeld hebben
I will have jumbled
zal dooreengehaspeld hebben
you will have jumbled
zal dooreengehaspeld hebben
he/she/it will have jumbled
zullen dooreengehaspeld hebben
we will have jumbled
zullen dooreengehaspeld hebben
you all will have jumbled
zullen dooreengehaspeld hebben
they will have jumbled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou dooreengehaspeld hebben
I would have jumbled
zou dooreengehaspeld hebben
you would have jumbled
zou dooreengehaspeld hebben
he/she/it would have jumbled
zouden dooreengehaspeld hebben
we would have jumbled
zouden dooreengehaspeld hebben
you all would have jumbled
zouden dooreengehaspeld hebben
they would have jumbled
Present bijzin tense
dooreenhaspel
I jumble
dooreenhaspelt
you jumble
dooreenhaspelt
he/she/it jumbles
dooreenhaspelen
we jumble
dooreenhaspelen
you all jumble
dooreenhaspelen
they jumble
Past bijzin tense
dooreenhaspelde
I jumbled
dooreenhaspelde
you jumbled
dooreenhaspelde
he/she/it jumbled
dooreenhaspelden
we jumbled
dooreenhaspelden
you all jumbled
dooreenhaspelden
they jumbled
Future bijzin tense
zal dooreenhaspelen
I will jumble
zult dooreenhaspelen
you will jumble
zal dooreenhaspelen
he/she/it will jumble
zullen dooreenhaspelen
we will jumble
zullen dooreenhaspelen
you all will jumble
zullen dooreenhaspelen
they will jumble
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou dooreenhaspelen
I would jumble
zou dooreenhaspelen
you would jumble
zou dooreenhaspelen
he/she/it would jumble
zouden dooreenhaspelen
we would jumble
zouden dooreenhaspelen
you all would jumble
zouden dooreenhaspelen
they would jumble
Subjunctive bijzin mood
dooreenhaspele
I jumble
dooreenhaspele
you jumble
dooreenhaspele
he/she/it jumble
dooreenhaspele
we jumble
dooreenhaspele
you all jumble
dooreenhaspele
they jumble
Du
Ihr
Imperative mood
haspel dooreen
jumble
haspelt dooreen
jumble

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'jumble':

None found.
Learning languages?