Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

doodzwijgen

to burke

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of doodzwijgen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zwijg dood
I burke
zwijgt dood
you burke
zwijgt dood
he/she/it burkes
zwijgen dood
we burke
zwijgen dood
you all burke
zwijgen dood
they burke
Present perfect tense
heb doodgezwegen
I have burked
hebt doodgezwegen
you have burked
heeft doodgezwegen
he/she/it has burked
hebben doodgezwegen
we have burked
hebben doodgezwegen
you all have burked
hebben doodgezwegen
they have burked
Past tense
zweeg dood
I burked
zweeg dood
you burked
zweeg dood
he/she/it burked
zwegen dood
we burked
zwegen dood
you all burked
zwegen dood
they burked
Future tense
zal doodzwijgen
I will burke
zult doodzwijgen
you will burke
zal doodzwijgen
he/she/it will burke
zullen doodzwijgen
we will burke
zullen doodzwijgen
you all will burke
zullen doodzwijgen
they will burke
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou doodzwijgen
I would burke
zou doodzwijgen
you would burke
zou doodzwijgen
he/she/it would burke
zouden doodzwijgen
we would burke
zouden doodzwijgen
you all would burke
zouden doodzwijgen
they would burke
Subjunctive mood
zwijge dood
I burke
zwijge dood
you burke
zwijge dood
he/she/it burke
zwijge dood
we burke
zwijge dood
you all burke
zwijge dood
they burke
Past perfect tense
had doodgezwegen
I had burked
had doodgezwegen
you had burked
had doodgezwegen
he/she/it had burked
hadden doodgezwegen
we had burked
hadden doodgezwegen
you all had burked
hadden doodgezwegen
they had burked
Future perf.
zal doodgezwegen hebben
I will have burked
zal doodgezwegen hebben
you will have burked
zal doodgezwegen hebben
he/she/it will have burked
zullen doodgezwegen hebben
we will have burked
zullen doodgezwegen hebben
you all will have burked
zullen doodgezwegen hebben
they will have burked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou doodgezwegen hebben
I would have burked
zou doodgezwegen hebben
you would have burked
zou doodgezwegen hebben
he/she/it would have burked
zouden doodgezwegen hebben
we would have burked
zouden doodgezwegen hebben
you all would have burked
zouden doodgezwegen hebben
they would have burked
Present bijzin tense
doodzwijg
I burke
doodzwijgt
you burke
doodzwijgt
he/she/it burkes
doodzwijgen
we burke
doodzwijgen
you all burke
doodzwijgen
they burke
Past bijzin tense
doodzweeg
I burked
doodzweeg
you burked
doodzweeg
he/she/it burked
doodzwegen
we burked
doodzwegen
you all burked
doodzwegen
they burked
Future bijzin tense
zal doodzwijgen
I will burke
zult doodzwijgen
you will burke
zal doodzwijgen
he/she/it will burke
zullen doodzwijgen
we will burke
zullen doodzwijgen
you all will burke
zullen doodzwijgen
they will burke
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou doodzwijgen
I would burke
zou doodzwijgen
you would burke
zou doodzwijgen
he/she/it would burke
zouden doodzwijgen
we would burke
zouden doodzwijgen
you all would burke
zouden doodzwijgen
they would burke
Subjunctive bijzin mood
doodzwijge
I burke
doodzwijge
you burke
doodzwijge
he/she/it burke
doodzwijge
we burke
doodzwijge
you all burke
doodzwijge
they burke
Du
Ihr
Imperative mood
zwijg dood
burke
zwijgt
burke

Further details about this page

LOCATION