Dooddelen (to dead parts) conjugation

Dutch

Conjugation of dooddelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
deel dood
I dead parts
deelt dood
you dead parts
deelt dood
he/she/it deads parts
delen dood
we dead parts
delen dood
you all dead parts
delen dood
they dead parts
Present perfect tense
heb doodgedeeld
I have deaded parts
hebt doodgedeeld
you have deaded parts
heeft doodgedeeld
he/she/it has deaded parts
hebben doodgedeeld
we have deaded parts
hebben doodgedeeld
you all have deaded parts
hebben doodgedeeld
they have deaded parts
Past tense
deelde dood
I deaded parts
deelde dood
you deaded parts
deelde dood
he/she/it deaded parts
deelden dood
we deaded parts
deelden dood
you all deaded parts
deelden dood
they deaded parts
Future tense
zal dooddelen
I will dead parts
zult dooddelen
you will dead parts
zal dooddelen
he/she/it will dead parts
zullen dooddelen
we will dead parts
zullen dooddelen
you all will dead parts
zullen dooddelen
they will dead parts
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou dooddelen
I would dead parts
zou dooddelen
you would dead parts
zou dooddelen
he/she/it would dead parts
zouden dooddelen
we would dead parts
zouden dooddelen
you all would dead parts
zouden dooddelen
they would dead parts
Subjunctive mood
dele dood
I dead parts
dele dood
you dead parts
dele dood
he/she/it dead parts
dele dood
we dead parts
dele dood
you all dead parts
dele dood
they dead parts
Past perfect tense
had doodgedeeld
I had deaded parts
had doodgedeeld
you had deaded parts
had doodgedeeld
he/she/it had deaded parts
hadden doodgedeeld
we had deaded parts
hadden doodgedeeld
you all had deaded parts
hadden doodgedeeld
they had deaded parts
Future perf.
zal doodgedeeld hebben
I will have deaded parts
zal doodgedeeld hebben
you will have deaded parts
zal doodgedeeld hebben
he/she/it will have deaded parts
zullen doodgedeeld hebben
we will have deaded parts
zullen doodgedeeld hebben
you all will have deaded parts
zullen doodgedeeld hebben
they will have deaded parts
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou doodgedeeld hebben
I would have deaded parts
zou doodgedeeld hebben
you would have deaded parts
zou doodgedeeld hebben
he/she/it would have deaded parts
zouden doodgedeeld hebben
we would have deaded parts
zouden doodgedeeld hebben
you all would have deaded parts
zouden doodgedeeld hebben
they would have deaded parts
Present bijzin tense
dooddeel
I dead parts
dooddeelt
you dead parts
dooddeelt
he/she/it deads parts
dooddelen
we dead parts
dooddelen
you all dead parts
dooddelen
they dead parts
Past bijzin tense
dooddeelde
I deaded parts
dooddeelde
you deaded parts
dooddeelde
he/she/it deaded parts
dooddeelden
we deaded parts
dooddeelden
you all deaded parts
dooddeelden
they deaded parts
Future bijzin tense
zal dooddelen
I will dead parts
zult dooddelen
you will dead parts
zal dooddelen
he/she/it will dead parts
zullen dooddelen
we will dead parts
zullen dooddelen
you all will dead parts
zullen dooddelen
they will dead parts
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou dooddelen
I would dead parts
zou dooddelen
you would dead parts
zou dooddelen
he/she/it would dead parts
zouden dooddelen
we would dead parts
zouden dooddelen
you all would dead parts
zouden dooddelen
they would dead parts
Subjunctive bijzin mood
dooddele
I dead parts
dooddele
you dead parts
dooddele
he/she/it dead parts
dooddele
we dead parts
dooddele
you all dead parts
dooddele
they dead parts
Du
Ihr
Imperative mood
deel dood
dead parts
deelt
dead parts

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

broddelen
botch

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'dead parts':

None found.
Learning languages?