Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Dissemineren (to disseminate) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
dissemineer
dissemineert
dissemineert
dissemineren
dissemineren
dissemineren
Present perfect tense
heb gedissemineerd
hebt gedissemineerd
heeft gedissemineerd
hebben gedissemineerd
hebben gedissemineerd
hebben gedissemineerd
Past tense
dissemineerde
dissemineerde
dissemineerde
dissemineerden
dissemineerden
dissemineerden
Future tense
zal dissemineren
zult dissemineren
zal dissemineren
zullen dissemineren
zullen dissemineren
zullen dissemineren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou dissemineren
zou dissemineren
zou dissemineren
zouden dissemineren
zouden dissemineren
zouden dissemineren
Subjunctive mood
disseminere
disseminere
disseminere
disseminere
disseminere
disseminere
Past perfect tense
had gedissemineerd
had gedissemineerd
had gedissemineerd
hadden gedissemineerd
hadden gedissemineerd
hadden gedissemineerd
Future perf.
zal gedissemineerd hebben
zal gedissemineerd hebben
zal gedissemineerd hebben
zullen gedissemineerd hebben
zullen gedissemineerd hebben
zullen gedissemineerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedissemineerd hebben
zou gedissemineerd hebben
zou gedissemineerd hebben
zouden gedissemineerd hebben
zouden gedissemineerd hebben
zouden gedissemineerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
dissemineer
dissemineert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'disseminate':

None found.