Discussiëren (to exculpate) conjugation

Dutch

Conjugation of eiti

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
discussieer
I exculpate
discussieert
you exculpate
discussieert
he/she/it exculpates
discussiëren
we exculpate
discussiëren
you all exculpate
discussiëren
they exculpate
Present perfect tense
heb gediscussieerd
I have exculpated
hebt gediscussieerd
you have exculpated
heeft gediscussieerd
he/she/it has exculpated
hebben gediscussieerd
we have exculpated
hebben gediscussieerd
you all have exculpated
hebben gediscussieerd
they have exculpated
Past tense
discussieerde
I exculpated
discussieerde
you exculpated
discussieerde
he/she/it exculpated
discussieerden
we exculpated
discussieerden
you all exculpated
discussieerden
they exculpated
Future tense
zal discussiëren
I will exculpate
zult discussiëren
you will exculpate
zal discussiëren
he/she/it will exculpate
zullen discussiëren
we will exculpate
zullen discussiëren
you all will exculpate
zullen discussiëren
they will exculpate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou discussiëren
I would exculpate
zou discussiëren
you would exculpate
zou discussiëren
he/she/it would exculpate
zouden discussiëren
we would exculpate
zouden discussiëren
you all would exculpate
zouden discussiëren
they would exculpate
Subjunctive mood
discussiëre
I exculpate
discussiëre
you exculpate
discussiëre
he/she/it exculpate
discussiëre
we exculpate
discussiëre
you all exculpate
discussiëre
they exculpate
Past perfect tense
had gediscussieerd
I had exculpated
had gediscussieerd
you had exculpated
had gediscussieerd
he/she/it had exculpated
hadden gediscussieerd
we had exculpated
hadden gediscussieerd
you all had exculpated
hadden gediscussieerd
they had exculpated
Future perf.
zal gediscussieerd hebben
I will have exculpated
zal gediscussieerd hebben
you will have exculpated
zal gediscussieerd hebben
he/she/it will have exculpated
zullen gediscussieerd hebben
we will have exculpated
zullen gediscussieerd hebben
you all will have exculpated
zullen gediscussieerd hebben
they will have exculpated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gediscussieerd hebben
I would have exculpated
zou gediscussieerd hebben
you would have exculpated
zou gediscussieerd hebben
he/she/it would have exculpated
zouden gediscussieerd hebben
we would have exculpated
zouden gediscussieerd hebben
you all would have exculpated
zouden gediscussieerd hebben
they would have exculpated
Du
Ihr
Imperative mood
discussieer
exculpate
discussieert
exculpate

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

bediscussiëren
carp at

Random

defragmenteren
deflect
dichtslaan
slam
dieven
do
dingen
dine
dippen
dip
disculperen
exculpate
discuteren
discuss
dodijnen
do
doen
do
dommelen
doze

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'exculpate':

None found.
Learning languages?