Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Disablen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
disable
disablet
disablet
disablen
disablen
disablen
Present perfect tense
heb gedisabeld
hebt gedisabeld
heeft gedisabeld
hebben gedisabeld
hebben gedisabeld
hebben gedisabeld
Past tense
disabelde
disabelde
disabelde
disabelden
disabelden
disabelden
Future tense
zal disablen
zult disablen
zal disablen
zullen disablen
zullen disablen
zullen disablen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou disablen
zou disablen
zou disablen
zouden disablen
zouden disablen
zouden disablen
Subjunctive mood
disable
disable
disable
disable
disable
disable
Past perfect tense
had gedisabeld
had gedisabeld
had gedisabeld
hadden gedisabeld
hadden gedisabeld
hadden gedisabeld
Future perf.
zal gedisabeld hebben
zal gedisabeld hebben
zal gedisabeld hebben
zullen gedisabeld hebben
zullen gedisabeld hebben
zullen gedisabeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedisabeld hebben
zou gedisabeld hebben
zou gedisabeld hebben
zouden gedisabeld hebben
zouden gedisabeld hebben
zouden gedisabeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
disabl
disablet

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.