Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Dialogiseren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
dialogiseer
dialogiseert
dialogiseert
dialogiseren
dialogiseren
dialogiseren
Present perfect tense
heb gedialogiseerd
hebt gedialogiseerd
heeft gedialogiseerd
hebben gedialogiseerd
hebben gedialogiseerd
hebben gedialogiseerd
Past tense
dialogiseerde
dialogiseerde
dialogiseerde
dialogiseerden
dialogiseerden
dialogiseerden
Future tense
zal dialogiseren
zult dialogiseren
zal dialogiseren
zullen dialogiseren
zullen dialogiseren
zullen dialogiseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou dialogiseren
zou dialogiseren
zou dialogiseren
zouden dialogiseren
zouden dialogiseren
zouden dialogiseren
Subjunctive mood
dialogisere
dialogisere
dialogisere
dialogisere
dialogisere
dialogisere
Past perfect tense
had gedialogiseerd
had gedialogiseerd
had gedialogiseerd
hadden gedialogiseerd
hadden gedialogiseerd
hadden gedialogiseerd
Future perf.
zal gedialogiseerd hebben
zal gedialogiseerd hebben
zal gedialogiseerd hebben
zullen gedialogiseerd hebben
zullen gedialogiseerd hebben
zullen gedialogiseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gedialogiseerd hebben
zou gedialogiseerd hebben
zou gedialogiseerd hebben
zouden gedialogiseerd hebben
zouden gedialogiseerd hebben
zouden gedialogiseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
dialogiseer
dialogiseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

analogiseren
analogise

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.